Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9

[p. 204]

Zigeunerskind

Dievegge, mooi zigeunerskind
Schooistertje met uw donk're tint
Met uwen zin'lijk rooden mond
En lenig lichaam, jong, gezond,
U, met uwe oogen blinkend git
En twee rij tanden hagelwit,
Heb ik bemind.

'k Heb u bemind een winterdag
Toen ik u langs de wegen zag
Op bloote voeten wiegend gaan
Of beed'lend bij de huizen staan,
Uw naakte nekje als koper blonk,
Voor ieder hadt gij woord en lonk
En lieven lach.

Een liever lachje nog voor mij,
Dien gij met uw waarzeggerij
‘Amour’ ‘Bonheur’, bestelen mocht
Daar gij wel voeldet dat ik zocht
De weelde van uw fonk'lend oog,
Dat veel beloofde maar bedroog,
Om 't stelen blij...

[p. 205]

 

Om 't stelen blij,... een huivering

 

Uw stoere schoudertjes beving

 

En 'k voelde medelij met u,

 

Die in de barre koude nu

 

In kleur'ge lompen half gehuld

 

Het hart van zuiderzon vervuld,

 

Te schooiren ging...

 

 

 

Dieveggetje, 'k heb lang gedacht:

 

Hoe wreed, een jonge vrouw, die lacht

 

Met rooden mond en tanden wit

 

Als hagel en met oogen git,

 

Die glinst'ren van verfijnd genot

 

Omdat zij met verliefden spot...

 

En liefde wacht.

Jules Schürmann