Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9(1914)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Bede Heer, heb ik hem te innig lief gehad? Heer, mocht ik hem, een schepsel, zóó niet minnen? Heer, was mijn ziel te zeer van hem vervuld? Heer, zat mijn lief te hoog ten troon hier binnen? Heer, heb ik Uwe glorie aangerand, Toen mij werd God, wat werk was Uwer handen, Heer, deed ik Uwe hooge eer te kort, Toen ik voor hem mijn schaal vol wierook brandde? Heer, diep vernederd buig ik mij in 't stof En kus Uw hand, die mij tot bloedens wondde, Uw hand, die doodelijk in het hart mij greep Tot zwaren straf voor mijn zoo zware zonde. Heer, hoor, ik kerm niet in mijn felle pijn Stil boetend zal ik al mijn lijden dragen, Heer, niet voor mij roep ik erbarming in, Maar voor mijn lief ga ik ontferming vragen: o Heer, o God, van eindelooze macht, Schenk Gij hem, wat mijn liefde niet mocht geven, Wees Gij zijn Hoeder, Heer, verzaad zijn hart Van nooit gekend geluk, van eeuwig leven. Anna-Maria Vorige Volgende