Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9
(1914)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
I.In kleed van rood fluweel, en
door vreemde nacht
houdt onze Liefde wacht
op hooge burchtkanteelen -
de stille starren branden
aan blauwe hemelboog...
zoo bloeye uw doncker oog
in goudgedreven randen...
Maanlicht, als witte zegen
glanst over vredehuis...
hoor ruischloos blaergesuis
langs Leyewegen...
Geen klok nu luidt. Geen toren
met goudene muziek...
Alleen op lichte wiek
Gods englenkoren...
de sterren brande - en frêele
in vreemde nacht
houdt onze Liefde wacht
op hooge burchtkanteelen...
| |
[pagina 19]
| |
II....de stille starren dooven
aan blêeker hemelvoût -
de maan neigt over 't woud
en witter zijn de hoven.
Wees stil en waak! Nu veelen
de voglen zachter, kind
en vaart de lijze wind
langs burchtkanteelen.
O wake in blijde zorgen!...
Straks luidt een toren d'uur
voor Licht van eeuwgen duur
in klare morgen...
Wees stil, mijn kind, en luister...
Straks bloeyt aan horizon
de glorierijke Zon
in gulden stralenluister...
Hebt gij de stem gehoord en
't horengeschal? Straks rijdt
de Daagraad heinde en wijd
als Koning uit de Poorten...
mcmiiix Lucien van der Meeren |
|