Vlaamsche Arbeid. Jaargang 8(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Een Ontmoeting Dáár vond ik u weer, uw gelaat was kwijnend als week-witte najaarsroos, die welkend haar bladeren vallen laat in koortsig zonne-gekoos. Ge hieft uwe blikken. Het licht uwer oogen was-mat als van bleeken dag die droef onder wolken te weenen ligt daar hij langer niet schijnen mag. Ge hebt me gesproken. Uw woord is zóó klagelijk tot mij gekomen, als van dood-moeden wind die men zuchten hoort te nacht, door ontbladerde boomen. Géén sprak er den eindgroet: Vaarwel. Maar dat, van eens effene wegen, één dalend ging, één gestegen, - we wisten 't, we voelden 't zoowel! A. Lhorijn-Thans Minderbroeder Vorige Volgende