Vlaamsche Arbeid. Jaargang 8
(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
De Zeven Wijzen uit het Bamboe-BoschGa naar voetnoot(*)Ga naar voetnoot(**)
| |
Tooneel I. - In 't Bamboe-bosch.De 7 Chineesche wijzen, schaakspelend twee en twee, terwijl Hi-Kang predikt (vreemde muziek) een knechtje.
Hi-Kang
Mijn broeders Yuen-Tsi, Lieou-ling, Tçin-ou, Hao-ton, Mong-Koan, Tchao-hin. Heden morgen gloort de daagraad van mijn woord tot u, in dit bamboe-bosch regent goud geplukt door morgen-zonne-stralen, en strooit glansel over u, zoo ook u overgulde, en mij overlauw're: 't woord dat ik u spreken mag, en dat mij uw geduld vergeeft. Wij zijn de priesters van het niet
daarom, o broeders geeft het niet
of ik u spreke ja of neen
want niet is niet, en wordt het iet
dan is dit iet een vorm in 't niet
en heeft met ons dan niets gemeen.
dus, wat ik u zeg, zoud ik ook niet kunnen zeggen, daarom bestaat het in zichzelf niet, en indien 't geen ik zeg niet bestaat, besta ik die het zeg ook niet. Allen
Zoo is 't, hoogwijze Hi-Kang.
Hi-Kang
Schaakt rustig voort, mijn broeders
't Bamboe-bosch ritselt guldig en er perelt gouden dauw,
alsof er colibrietjes vlogen blad af blad uit boomen-kruin,
| |
[pagina 105]
| |
blauwe schaduw tengert malve, 't purper beekje blauwt
den hemel weêr, hoe schoon is 't leven, broeders, als 't
beschouwd wordt niet-bestaande,
men geniet en niet geniet
want om 't genot 'n geeft men niet
maar toch geniet men lekkre kost
dit is d'hooge theorie
der zeven wijzen die ge ziet
verzameld in 't bamboe-ën bosch.
Tçin-ou
(aan't schaakbord)
Broeder Hi-Kang geef mij raad
indien de zot niet verder gaat
wordt hij gevangen door den vorst
maar indien de vorst hem vangt
en den zot aan 't niets ophangt
dan valt de koning op de borst
der koningin
of worstelt
den toren in
of borstelt
't kampros op
hals over kop
den dood in
Hi-Kang
Laat dan de zot maar wijze staan
't gevaar vanzelf zal overgaan
en moet hij dood
de koning lief
dan is niet groot
het klein verlies
de dood schaakt alles eens, wat geeft
of men een weinig langer leeft
en langer wete in 't gemoed
dat men op 't einde sterven moet
Tçin-ou
't is nog al waar
hetgeen ge daar
voorzegt
mijn broêr, die zoo
de toekomst o-
pen legt
ik late dus de zot maar staan
| |
[pagina 106]
| |
Hi-Kang
Mijn broeder, eer wij verder gaan
en openen, zooals ge zegt
de toekomst, laat ons eens oprecht
bepalen wat het niets al is
wie vraagt het woord ter klarenis?..
Niemand?
geen hand
zich heft
geen verstand
het beseft
het schaakspel heeft uwen geest geschaakt
of 't morgenlicht heeft u dol gemaakt
zooals de dollen groen en blauw
die ronken flonkren rond als dauw
rond de fontijntjes
in peerlefijntjes
op 't warme
roodmarmer
in 't gulden paleis
van den vorst zoo wijs
Ouei-prins.
Welnu ziehier
Het niet bestaat natuurlijk niet
of anders ware 't niet geen niet
maar 't niet is iet dat niet bestaat
zooals het volk al schertsend blaat
en zegt
niet is een pijpe zonder steel
en zonder kop en zonder reuk
er is geen kind in 't gansch-geheel-
e China rijk of 't kent die spreuk;
niet is een roze mandarijn
die kleiner dan zijn voet zou zijn
niet is een jong Chineesche vrouw
die met haar voeten loopen zou;
indien z' al gaat
- ook zonder min -
is 't veel gebaat
in 't huisgezin.
Tchao-hin
Broeder Hi-Kang.
| |
[pagina 107]
| |
Hi-Kang
Broer Tchao-hin
wat vraagt uw zin.
Tchao-hin
Wat pijpt er hier al wonderbaars
in 't bosch, ik hoor de vooglen schaars
allen zwijgen
op de twijgen
en door de struiken gaat gefluister
een heel orkest in vollen luister
aâmt te saâm
door 't gebraam.
Hi-Kang
Het licht zingt daar
op iedre snaar
van melodieuze spinnen-web.
Tchao-hin
Neen neen, 't is bin
't bamboe dat zingt
het lied dat mijn behagen schept.
Hi-Kang
Dat woord moogt gij niet reppen
het niet erkent geen scheppen...
Welnu voorname broêrs
d'oorsprong van al 't rumoers
dat door de struiken gonst
er fluit, zilvert en bronst
er pijpt, zijfelt en schelt
er trilt en water-belt
er rinkelt of tamboert
er trompt en wijsjes voert,
d'oorsprong van heel dit koor.
ben ik.
Tchao-hin
Hoe schikt
uw wijsheid zulke daad.
Hi-Kang
't Is 't niet dat zingend gaat
door heel 't bamboeën-bosch
als waar een hemel los
met al zijn geestjes, elk
ontworteld uit den grond
uitvlerkend uit den kelk
van broze bloemen mond
daar boven
in 't loover
en zingend door den pijl
van elk bamboeën-stijl.
| |
[pagina 108]
| |
Tchao-hin
Hoe deed gij zulke daad
waar 't niet - iets doend - dóór gaat?
Hi-Kang
Van morgen eer de zon
mijn daad verraden kon
eer d' eerste vogel had
uit d' ongeweten schat
zijns gorgels uitgespat
de slag van 't morgenlied;
ontwaakt' ik uit het niet
en zag het blauw verschiet
der kimmen neevlig glimmen
van al de droomen schimmen
die wij al zien in 't niet,
en 'k dacht, ziedaar
mijn broer-schaar
gestrekt op d' aard
in 't niet gebaard; -
ik wil voor hen iets doen
ik sneed in elk bamboe
van onder aan den struik
een klein mondvormig luik
daarin de vroegwind pijpt
en 't niet der winden rijpt
tot een welluidend lied
geboren uit het niet
gebuikt, geknoopt tot iet
en weêre-sterft tot niet
al wervelend door 't bamboe
door d' heele holle roê;
daarom pijpt nu heel 't bosch
de vlinder danst op 't mos
de vogel zwijgt in 't loof
en 't maan-oor bleekt en dooft.
Yuen-Tsi
Hi-Kang heeft wel gedaan.
Hi-Kang
Het niet van mijn gedacht
heeft nu toch iets volbracht
en kan tot niet her-gaan.
Hao-ton
Schaak!
Mong-Koan
Wraak!
(allen komen de partij aanschouwen)
| |
[pagina 109]
| |
Hi-Kang
Mijn broêrs verwarmt u niet
de warmte is niet in 't niet
blijft-kalm
als porselein
met halm
van bladerlijn
met roze bloemen krans
op blauwen hemel trans
mijn broêrs wilt kalme zijn
als 't koude porselein.
Mong-Koan
Ik ontschaak.
Hao-ton
Ik ontwraak.
Hi-Kang
G' hebt immers tijd genoeg;
indien 't ook eeuwen vroeg
om dit spel te eindigen
of 't ver-oneindigen
eêr g' elkaar deernis doet
het waar nog niet te goed;
speelt voort, speelt rustig-voort
al luisterend naar mijn woord
midden 't bamboeën koor
dat 't niet der stilte moort
met zangen
die klangen
zoolang 't bamboe er staan zal
en niet tot iet vergaan zal
mijn broêrs, indien de dood
u aanstonds intreê bood
in 't dobbele niet zijns niet
zegt 't antwoord dat gij hem biedt.
Tçin-ou
'k zou zeggen: moordenaar.
Hi-Kang
Gij zijt het niet niet waard
en zelf den dood nog niet
uw oog nog ieten ziet.
Hao-ton
'k zou zeggen: kom maar bin
Mong-Koan
Wij maken huisgezin.
Hi-Kang
Gij twee, die 't zelfde meent,
twee ja 's al sprekend eent
tot neen
ge meent
niet wat ge spreekt
omdat ge d' eenheid breekt
| |
[pagina 110]
| |
in tween,
en één
is 't niet,
de dood kent u dus niet
ge moet nog lange leven
nog lange schaakspel spelen
eer gij u moogt begeven
ter streke van het niet
en er het niet-zijn deelen
dat dood voorbije-ziet.
Tchao-hin
'k Zou zeggen aan de dood
ga weg: ik niet ontbood
uw edelheid
indien ge 't niet 'n zijt
dan moet ge ook niet komen
en als ge wel iet zijt
moet ge van mij niet droomen.
Hi-Kang
Gij, Tchao-hin, onthaalt
een weinig al mijn taal,
maar zijt nog niet volmaakt
in 't niet-zijn omgeschaakt,
schaak dus nog maar wat voort
wijl ge mijn wijsheid hoort.
Lieou-ling
Doch ik, indien de dood toe kwam
en mij ook plagen kwam
met zijne vraag van niet
of iet, iet-niet, niet-iet
'k zou zeggen, laat m'in vreê
neem mij in vrede meê
als niet in iet
of iet in niet,
en tot mijn broeders al
zou 'k zeggen: als ik zal
ervaren 't vreemd geval
dat dood heet in dit dal
waar 't al bamboeën zijn
stervend in zonneschijn
en zingend toch
van leven nog,
'k zou zeggen: broeders lief
opent deez' eerde diep
| |
[pagina 111]
| |
en legt mijn lijk daarin
zonder meer last-verzin
om mij,
voorbij
zal zijn
mijn
iet of niet
rein
als het lied
door 't holle goud-bamboe,
en delvet d'eerd weêr toe
en tredet voort
weêr ongestoord.
Hi-Kang
Dit is het wijst' antwoord
dat hier al werd gehoord.
Nog twee blijven in schuld
van 't stopwoord dat vervult
de holte mijner vraag
Yuen-Tsi, u behaag
te spreken
en 't breken
van 't ei-tje iet in niet
of 't eitje niet in iet.
| |
Tooneel II. - Zelfden, een kleine bode.Kleine bode
Verschoont me, eedle wijzen
indien ik met afgrijzen
met droefheid, bron van tranen
uw kalme rust moet manen
tot doode werklikheid
of werklikheid van dood.
Hi-Kang
Hebt g'ooit zooveel gezeid
eer gij een boodschap bood
aan zeven wijzen die
geboren zijn in 't niet?
Kleine bode
Verschoon mijn vore zorg
z'is van mijn eerbied borg
want ik vereer uw deugd
ofschoon ge dit niet heugt.
Is hier een wijze die
| |
[pagina 112]
| |
geheeten Yuen-Tsi
mijn boodschap hooren kan.
Yuen-Tsi
Mijn vriend, ik ben uw man.
Bode
Een wreede tijding draag ik
om haar te zeggen vraag ik
om 't leed dat ik u breng
te delen, - dat ik meng
alzoo mijn kracht tot uw kracht
tot droefheid 's zware dracht.
Yuen-Tsi
Zeg 't ergste, 'k ben bereid
doch dank aan d' edelheid
waarmeê ge mij bericht
een leed dat gij meer zwicht
dan ik die 't hooren moet
zeg 't ergste, kort en goed.
Bode
Uw eedle moeder stierf.
Yuen-Tsi
't Woord op mijn lippen zwierf -
't is al?
Bode
Ik val
voor uwe voeten neêr
want 't melden doet me zeer
omdat 'k uw hart bedroef.
Yuen-Tsi
Sta op, ik ben niet droef: -
Hi-Kang, mijn antwoord op
uw vraag met dit nieuws klopt
de dood, ja, 't is de dood
haar niet koort klein en groot
zij kwam
en nam
mijn moeder
't is wel;
o broeders
aan 't spel
wij schaken rustig voort
doch ik vraag op een boord
van porselein
twee kelken, bloem-omboord,
met frischen wijn
uit versche kruik
en 'k drinke ze aanstonds uit
| |
[pagina 113]
| |
op de gezondheid van den dood
om 't antwoord dat hijzelf me bood.
(het knechtje brengt den wijn)
Bode
Vreemd volk is 't hier
dat feeste viert
terwijl zoovele menchen lijden
hun leven stoer en moeizaam leidend
(af)
| |
Tooneel III.Tchao-hin
O broeder Hi-Kang, ook aan u
de beurt van 't antwoord tamet nu
gij hebt geleid
ons aller vlijt
door paden van het iet tot niet
door wegen van het niet tot iet
dat niet is
en lied is;
en dood
u bood
een allerhoogst omstandigheid
om 't diepst uwer zelfstandigheid
ons 't openbaren
zoodat w' ervaren
't diepste niet van uw gedacht
dat ons iet tot niet-zijn bracht
of ons niet tot iet omschacht.
spreek nu uit wat gij ook denkt
van dood als hij ons 't wijntje schenkt
van niet
of iet.
Hi-Kang
'k Aanschouwe nogmaals 't zonne licht
dat door de gouden loovren schicht
'k aanschouwe 't blauwe porselein
der hemelen, dat neder schijnt
in watertjes en neder kaatst
den zonnen straal in mijn gelaat
ik hoor de vogelen in 't getwijg
ik hoor het koor dat zangen rijgt
in al 't bamboe-hout, zang door mij
gewekt in elke holle pijp
| |
[pagina 114]
| |
die waaiert 't lommer over ons
ik hoor het ranke saam gegons
van al die tonen, hoog en fijn
of laag en diep uit 't niet 'n zijn
ont-wervelend door 't trillend hout
tot een gezang in 't heele woud
ik voel mijn hart dat polst en leeft
en waar een heele wereld beeft
op één slag als mijn ademtocht
terwijl door al mijn adren pocht
de felle bloesemslag mijns bloed
die mij het niet zoo voelen doet
alsof 't iets ware, wijl het iet
dat ik miek, schuw is als een lied.
Tchao-hin
Schaak! Hi-Kang.
Mong-Koan
Waak! Hi-Kang.
Hao-ton
Ontwaak! Hi-Kang.
Tçin-Ou
Vermaak! Hi-Kang.
Lieou-ling
Ge braakt! Hi-Kang.
Yuen-Tsi
'k Wil wraak! Hi-Kang!
Tchao-hin
g' Hebt ons bedrogen.
Mong-Koan
Uw oogen logen.
Hao-ton
Uw tale zeurt.
Tçin-Ou
Uw huid ontfleurt.
Lieou-ling
Uw geest was valsch.
Yuen-Tsi
Uw woord brak hals
en poot
van dood
en doodde 't goed
in ons gemoed
en schond ons hart.
Hi-Kang
'k Ontnam de smart
u, vrienden lief,
dit is geen grief
want 't niet
Allen
is niet.
| |
Tooneel IV. - Zelfden, Prins Ouei, kleine bode.Prins Ouei
Welk helsch rumoer
hier toover voert
| |
[pagina 115]
| |
en onheil snoert
door-heen mijn land,
welk vieze kwant
heft hier de hand
en werpt omver de wet
die elken mensch belet
te dolen af het ware woord
dat in zijn hart bij zijn geboort'
door 't lijden
't verblijden,
door arbeids-dwang
de zege zang,
door levens-nood
den heil'gen dood
moet winnen na den levens smart,
wie is 't die hier de wetten tart
van staat en menschen-rijk
en alle daad ontwijkt
en 't al geniet
in naam van 't niet,
zichzelf bedriegt
allen beliegt
en stoort mijn wijze wetten al
wie is 't dien ik hier straffen zal?...
'k Ontmoette dezen knaap in 't bosch
hij weende bitter, - 'k heb verlost
zijn hart van 't vreemde en nààr verhaal
der hardheid die hem heeft onthaalt
hier waar hij droeve tijding bracht
gij hebt den broozen zin verkracht
van d' arme knaap, en 't wettig leed
dat gij moest dragen drukt nu wreed
op 't knaapjes hoofd
g' hebt hem gerooft
zijn blanke ziels-rechtzinnigheid
wie is 't die hier zichzelf bevrijdt
zelf van 't sterven
en wil derven
een elke levenslast,
als waar hij reeds te gast
aan 't maal dat goeden voedt
wie is 't die zulken onzin broedt
| |
[pagina 116]
| |
en zelf de liefde breekt
die 't kwaad door 't goede wreekt.
Allen
Hi-Kang, Hi-Kang, Hi-Kang.
Ouei
Al dadelijk hij loon ontvangt
mijn knechten, hangt hem aan een boom
hij zweve bin den grooten droom
der eeuw'ge werklikheid
die hij zichzelf bereid
heeft door zijn Theorie
hangt hem, terwijl ik zie...
(ze hangen hem)
En gij zestal van dompelaars
gaat weder stad- en menschen waarts
laat uw vizioenen
voor hanen en hoenen
maar goed
en broedt
geen looze eieren meer
uw levensloop was heel verkeerd
en komt nooit meer bijeen;
of doet ge 't 'k spaar er geen
en hang uw allen op
aan d' hoogste bamboe-top.
Tçin-ou
't Schaakspel is staak
de zot is schaak
gewonnen door den koning.
Ouei
Gaat weder naar uw woning
zijt voor de menschen goed
en zorgt dat gij herdoet
al wat ge niet gedaan
hebt, vadzig overslaand,
uw plichten in mijn rijk
wint loving en belooning
en tot erkent'nis blijk
geloof ik: zult g' eens zijn
elk: roze mandarijn
en raadsheer mijns paleis;
schaakt nooit meer en wordt wijs.
Emiel van der Straeten |
|