Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
[Nummer 6]Esopus de StotteraarGa naar voetnoot(*)
| |
I TooneelXantus
Meester Iadmon deze markt is flauw Iadmon
Samos heeft weinig koopwaar, wel is waar Xantus
Weldra verkoopen wij onszelf Iadmon
Indien w'elkaar verkoopen aan elkaar, dan blijft de toestand ook gelijk Xantus
dan lachen ons de goden uit en dan in stilte juublen onze slaven Iadmon
O ja, onze slaven worden slim Xantus
Ik zoek een slimme slaaf Wat bracht ge meê uit 't verre Phrygië, Iadmon? Iadmon
Een grammaticus, een musicus en voorts een stotteraar, wie van hen u behagen kan?... Xantus
laat hun dit zelf beslissen | |
[pagina 446]
| |
Iadmon
Uwe wijsheid ken ik wel, Xantus, en inderdaad, zoo zal de beste ruil geschieden, als de koopwaar zelf zich keurt. Xantus
Breng voor uw koopwaar, ik heb geld vandaag en mijne têere vrouw begeert een schrandere dienaar. Iadmon
en waarom? Xantus
gij kent de vrouwen, Iadmon, steeds hebben zij begeerten, en zij weten niet waarom en wij, de mannen moeten hen voldoen. Iadmon
of wel zij wreken zich Xantus
o ja, zij hebben wondre wapens en wij, mannen, ik een arme filosoof, wat kan ik, als mijne vrouw me aanvalt of de strijd ontwijkt, ja, ja, zelfs dan ben ik verloren. Iadmon
Kom, misschien kunt g'haar voldoen met wat ik breng
(Hij slaat in zijne handen)
| |
Tooneel II: zelfden, grammaticusIadmon
Ziehier de eerste koopwaar, mijn grammaticus. Xantus
Grammaticus, wat is uw kunst? Grammaticus
Ik ken al wat betreft hetgeen ik kennen moet Xantus
dan kent ge mij nog niet. Grammaticus
Wanneer ik zal in Samos wonen en in uw paleis, zal ik aldra u kennen Xantus
dan is het uw vak, meester's wenschen te kennen? Grammaticus
Ja, door hun taal, ik ben grammaticus. Iadmon
Xantus is filosoof. Grammaticus
wij zullen dan elkaar verstaan. Xantus
Gij kent dus alles, zeg m'aldus Grammaticus, wat is grammatica, gij kunt ons hier op deze markt veel leeren, en ook aan degenen die ons taal beluisteren. Iadmon
(trekt grammaticus op zij)
Stel u dan zeer slim aan dat ik uw huid zeer duur verkoop.
Xantus
(trekt grammaticus op zij)
Stel u dan nogal dom aan dat ik u niet duur betaal, tot loon zal ik u goed behandelen later, want gij wordt de dienaar mijner vrouw.
Grammaticus
O eer! wat zal ik goden!!! dus wat is grammatica... ik zal 't in 't kort u zeggen: 't is de kunst om al te ontleden en te ontvleezen en te ontbeendren en te ontknau- | |
[pagina 447]
| |
wen, en tot spijs voor kinderen te verteeren wat de menschen zeggen met der tonge taal, 't is heel eenvoudig: Iadmon
Inderdaad,
(voor zich)
zeer slim!
Yantus
(voor zich)
zeer dom, 't is wel
(luid)
en dan?
Grammaticus
(zeer snel)
grammatica is nog de kunst te zeggen wat geen nut heeft voor het leven, namelijk te zeggen hoe men spreken moet, terwijl men spreekt om het te zeggen, ook de kunst den zin der zinnen te ontleden, tot den zin geen zin meer heeft, de kunst om poëzie te leeren door den moord der poëzie, om rethorkunst te leeren door den moord der overtuigende welsprekendheid, de kunst om appelen voor citroenen te verkoopen, dewijl men appelen noch citroenen heeft, de kunst om dood te zijn terwijl men leeft, de kunst om kunsten met de tong te maken, wijl de lippen lachen met de zotternij der tong, de kust om zonder liegen toch te liegen, om zijn waar te krijgen zonder geld.
Xantus
Kunt gij dat alles? Iadmon
Ja, o ja, hij kan dat alles Xantus
Zeg mij nu, wat kunt gij niet Grammaticus
Wat ik niet kan, bij voorbeeld; meenen wat ik zeg, dat kan ik niet Xantus
dit hebt ge met mijn vrouw gemeens. Grammaticus
O eer! Iadmon
(zijlings)
't gaat goed
Xantus
Zeg mij waarom kunt gij niet meenen wat ge zegt? Grammaticus
Omdat ik, als ik meende wat ik zegde, ik zou zeggen wat ik meen, en dit is zotternij altoos en immer Xantus
waarheid kwetst 't is waar
(stil)
stel u toch dommer aan! ik weet nu dat gij slim zijt
(luid)
zeg nu nog wat kunt gij niet?
Grammaticus
Mijn meester weet wat niet is Iadmon
Ik, wat niet is? Grammaticus
Ja, ik heb het u meermaals gezegd. Iadmon
Ik landsman uit het verre Phrygië zou weten wat het niet is? 't niet is in.... Xantus
wat meent ge, zeg.... Iadmon
dat 't niet niet in mijn hoofd is. Xantus
Doch in 't zijne dan
(hij klopt op Grammaticus hoofd)
o ja 't klinkt hol. Wat zeidet ge dat die mensch alles kan, het niet is in zijn hoofd.
| |
[pagina 448]
| |
Iadmon
het niet is toch begrepen in het alles Xantus
dan zou 't ook gelijk zijn of ik u betaal of niet Iadmon, dit is onzin, nu begrijp ik waarom gij den man verkoopen wilt, omdat g'hem niet verstaat ofwel omdat hij niet verstaanbaar is. Hoeveel is 't niet wel waard, denkt gij Grammaticus? Grammaticus
Het niet, indien men het bezitten kon is goud en zilver waard. Xantus
Wat, wat, wat zegt ge? Grammaticus
doch het niet dat in een hoofd huist, als een vleermuis op eenen ouden zolder is ook niets waard, want in dat hoofd kan dan niets anders in meer. Xantus
Hoort ge Iadmon.. wij zullen nog 't akkoord geraken over onzen prijs ja ja, de koopwaar prijst zichzelven goed wat biedt ge meer. Iadmon
Ik heb een musicus | |
Tooneel III, zelfden, de MusicusXantus
Wat kunt ge, Musicus? Musicus
Ik kan..., moet ik het zingen wat ik kan Iadmon
(zijlings)
toon dat ge veel kunt, 'k zal u goed beloonen.
Xantus
(zijlings)
toon dat ge niet veel kunt, ik zal u goed behandelen
Musicus
dit is mij moeilijk: 'k zou een speeltuig, één en 't zelfde speeltuig, langs twee zijden samen moeten kunnen spelen doen, welk speeltuig zou ik dan wel kiezen...
(denkt)
ja de mensch zelf kan dat... en geen ander, zij zijn dan zoo dom nog niet, en ik ook niet, laat het ons eens beproeven. Hoor, mijn meester, ik kan pijpen, fluiten, blazen en trompetten, ik kan strijken op de harp en toetsen citer, slaan de trommel groot en kleine, zangen fleemen, zangen dondren, 't hart der menschen, als viool welks buik is als een kronkelschulp der zee waarin men d'adem van den zeewind hoort - bespelen, ja ik kan dat alles... Maar!
Xantus
Maar wat! Iadmon
Maar wat! Musicus
Gij weet het meester Iadmon, en gij nog niet, meester van Samos.. Xantus
Zeg! Iadmon
Neen zwijg! Wat zal ik... | |
[pagina 449]
| |
Musicus
Ach, ik ben een arme Musicus, en wordt verkocht ofschoon ik alle speeltuig kan bespelen. Xantus
Toon het ons, want 'k ben op zoek, eens dienaars voor mijn vrouw, de muzika heeft goeden invloed... zelf op vrouwvolk, en mocht ik haar bezighouden met een musicus en een grammaticus dan heb ik zelf voortaan een rustig leven. Iadmon
Ja, dit zal wel zijn. Musicus
Ik zal beginnen met te fluiten. Xantus
Met den mond? Musicus
O ja... niet met de teenen. Xantus
Dit nochtans, moet gij ook kunnen, mits gij alles kunt. Musicus
daartoe moet ik alleen zijn... dan bespeel ik ook me zelf driezijdig en drievoudig. Xantus
Bestudeert gij filosofia? mij dunkt Musicus
dat ik wel meer kan dan ik schijn te kunnen? ach ik ben een arme musicus en wordt verkocht. Xantus
Fluit nu. Iadmon
Gij kunt toch beter dan 't gemeene fluiten? Musicus
Wel er zijn er zelfs die dat niet kunnen.
(hij begint te fluiten)
Xantus
't Is te hard, te hard, de wijsheid word reeds dol in mij, bedaar Musicus
(fluit nog veel harder)
Xantus
Zwijg, ezel! Musicus
denk eens, meester, als ik zoo begon te fluiten, als wanneer uwe vrouw begint te zingen... dan haalt gij de zegepraal. Xantus
't is waar! Iadmon
Mijn Musicus, zing nu, laat hooren uw zachte stemme die de vogelen in Phrijgië en ook de vrouwen ginds verleidt. Xantus
Is 't waar? Musicus
(ijdel-nederig met buiging) 't Is waar!
Iadmon
Zing nu. - Musicus
O muzen - helpt uw dienaar lief. (ad libitum: Samozionen komend luisteren, zooals voorbijgangers doen) O muzen - zend mij stem en lied.
Xantus
(zijlings) Niet al te schoon.
Iadmond
(zijlings) Uw schoonste hoor!
| |
[pagina 450]
| |
Musicus
Er was een arme Musicus,
zuiver van ziel en têer van stem;
de dansers gunden hunnen kus,
de meesters gaven geld om hem,
Maar niet aan hem
Doch aan elkaar.
Er was een arme Musicus,
hij speelde zonder speeltuig, ach
en won zijn arm bestaan aldus,
zijn liedren schonken vreugd en lach,
de vrouwen voch-
ten om zijn haar.
Er was een arme Musicus,
zijn stemme met zijn neuze sprak
en 't werd een koor van zoete lus'
als melody van doedelzak
de vogelen nest-
ten in zijn haar.
Ach, ach, de arme musicus
Hij was zoo teeder van gevoel
en als hij zong dan liep hij flus'
zooals de pijl vliegt naar den doel.
(hij wil vluchten, men houdt hem aan, en brengt hem wêer, rumoer)
Iadmon
Gij schurk, wilt mij mijns geld berooven! Musicus
Uw geld, ik ben dus geld, ik dacht wel dat mijne stemmeklank goud waard was. Iadmon
Zing ten eind uw dom... ik meen uw prachtig lied Xantus
(glimlachend) ja zing
Musicus
(zing)
Ach, ach, de arme Musicus
hij was zoo teeder van gevoel
En als hij zong, dan liep hij flus'
zooals een pijl vliegt naar den doel
achter zijn lied...
en vong het niet...
Xantus
hum, hum.. een dienaar die wil vluchten Iadmon
Schurk! Musicus
Het was het enkel middel om t' ontvluchten, dat ik 't | |
[pagina 451]
| |
speeltuig van mezelven zou geworden zijn, want dit gebeurt in 't leven van eenen kunstenaar, eenen Musicus eenen armen Musicus! Xantus
Welnu, hetzij vergeven, doch op voorwaarde dat gij nog een lied zingt, en dan koop ik u, voor mijne vrouw. Musicus
Mag ik voor haar dan zingen? Xantus
ja gewis en zelf al kondet ge niet zingen, zij zou het u wel leeren. Musicus
Heeft ze 't u ook moeten leeren.... of.... Xantus
Zing, vreemde kwast, herinner u dat gij een koopwaar zijt. Musicus
een speeltuig, ja! een speeltuig van het leven, dienend om te zingen als een pop die spreken moet wanneer men met een touw haar tonge uit de lippen sleurt! Xantus
zing toch! Musicus
Ik ben eene arme Musicus.... Xantus}
Iets anders, zing iets anders Iadmon}
Iets anders, zing iets anders Musicus
Zij zijn reeds t' akkoord,... dit stemt mij... Iadmon
Wat! Xantus
Wat zegt ge! Musicus
Neen 't ontstemt mij... Xantus
Zing ons uw ontstemming. Musicus
Hoe zal ik met stemme der ontstemming zingen? Xantus
Doch vermits gij alles kunt? Musicus
O ja, (hij stelt zich aan en begint niet)
Xantus
Haal hem een blaasbalg, Iadmon, de lucht van Samos is hem te vernepen. Musicus
Neen, Xantus, de lucht der zee die 'k ginder zie is zelf welruischend reeds als zang, hoe zou ze mij in 't zingen hinderen? Iadmon
Breek dan uit. Musicus
Het speeltuig heeft te goed gezongen,
daarbinnen is een snaar gesprongen,
de liefde snaar...
Gij allen luistert: 'k ben gekomen,
maar mijn meester heeft m'ontnomen
mijn bruidje daar.
Ik, arme slaaf, ik ween nu bitter
Omdat mijn baas, door 't geld geschitter
verleid geweest,
| |
[pagina 452]
| |
me wil verkoopen en m' ontrukte
aan 't Phrygisch meisje dat ik smukte
tot liefdegeest.
Ach, arme musicus, geboren
om uw eigen leed te hooren,
Wijl 't hart het zong.
Uw speeltuig heeft te goed gezongen,
in Samos heeft de klacht geklongen
der snaar die sprong.
Xantus
dat is me volks-tragedie, goed voor eens! mijne vrouw is daarmee niet gediend. Musicus
Noch ik! Xantus
Wat hebt gij nog voor koopwaar, Iadmon? Iadmon
Nog iets dat u wellicht misvallen zal! Esopus? | |
Tooneel IV. - zelfden, EsopusXantus
Nu, en wat kunt gij, me dunkt fortuin heeft u misdeeld! Esopus
(stotterend) Ik droom soms wel van haar maar zij heeft nooit van mij gedroomd.
Xantus
Nu, dit geloof ik! En wat kunt gij? Esopus
Mits die beiden alles kunnen, kan ik niets! er blijft niets over! Xantus
Dat is juist! Iadmon
Misprijs u zelven niet, Esopus, want meteen misprijst ge mij. Esopus
Niet u, Iadmon, doch uw beurze. Iadmon
Dit is erger nog. Esopus
'k geloof het vrij. Xantus
Gij lijkt m'een filosoof. Esopus
Er zijn er die 't niet schijnen en het zijn, er zijn er die 't niet zijn en schijnen toch. Xantus
Zeg mij wat waarheid is. Esopus
Dat is gewone strikvraag, doch ik zal u antwoord geven: waarheid is een ding waarbij men niet te nader zijn mag of men ziet haar niet. Xantus
Gij weet haar dus? Esopus
Zoo vreemd is zij me niet dat 'k haar niet weten zou | |
[pagina 453]
| |
Xantus
Waar is zij dan? Esopus
Ik maak haar zelf... Xantus
Gij? Esopus
Ja, ik zelf, ben ik geen waarheid dan? Mijn bult waardoor ik ook de bulten andrer menschen dra erken, mijn stotteren waardoor ik tijd heb om te denken en te hooren wat de anderen meenen, - als ik stotter moet de waarheid uit den mond der menschen Xantus
Welke is die waarheid? Esopus
lach en spot,... doch neen, wat zou ik lessen geven aan een vreemden meester, ik behoor nog aan Iadmon, en eerst als ik vrij zal zijn zal ik aan allen lessen mogen geven. Xantus
Vrij zijn is uw droom wellicht? Esopus
Mijn droom,... ach 't is een droom. Xantus
Dit is een wijze spreuke: Iadmon ik moet bekennen dat de stotteraar den palm verdient. Esopus
Dien ik toch nooit ontving. De slaaf verdient den palm, de palm gaat naar den meester; eer behaalt door slaven siert en looft het hoofd der meesters. Iadmon
En zoo moet het zijn. Esopus
Dit is een ware waarheid, want het is een logenachtig ding dat waarheid is Xantus
Gij zijt een vreemde bult, voorwaar Esopus! Esopus
'k ben geboortig uit Amorium in Phrygië, zooals gij. Xantus
Ik meen een vreemde geest. Esopus
Mijn geest zit in mijn bult, hadde ik er geen bezat ik ook geen waarheid, mits geen een der menschen die 'k ontmoet de waarheid weet en allen vragen haar aan mij, en ik die haar wel weet, ik heb alleen een bult dus zit zij in mijn bult, en dit is waar. Xantus
't is zoo: welnu Iadmon, hoeveel vraagt gij voor den stotteraar? Iadmon
O, hij bevalt u dus! Xantus
Wel eenigzins, doch vrees ik dat mijn vrouw hem niet aanveerden zal. Iadmon
Waarom? Xantus
Wel om dien bult! Esopus
Geen vrouw die waarheid mint. Xantus
Doch zij beminnen schoonheid. | |
[pagina 454]
| |
Esopus
Voor zich zelf, en niet voor anderen. Xantus
Kent gij dan mijn vrouw want heur is 't die gij schildert. Esopus
Wie er ééne kent, kent ze allen, zij zijn allen zoo. Xantus
Voorwaar gij zoudt mij zeker nuttig zijn. Esopus
Ik niet, mijn bult, waarin de waarheid huist. Xantus
Zwijg van uw bult. Esopus
Ik heb geen ander trots noch troost, daarop de waarheid rijdt te ros Xantus
Dan zijt ge soms wel moe, van hare dracht? Esopus
Toch niet, vermits ik zelf berijd mijn bult. | |
Tooneel V. - zelfden, een Samosiaansche deerne: Sylpha, dienares van Cosma.Sylpha
Mijn meesteres, heer Xantus, zendt mij u te melden dat zij dadelijk hier komt. Een bult, en welke bult, waar haalt gij dien! Esopus
Spot niet, met mij o meisje, want mijn bult is ook mijn hart. Sylpha
Zijn hart! Esopus
en wie daarmêe de spot drijft, vindt geen minnaar meer, neen nooit! Sylpha
Wat zegt ge? Esopus
't is de waarheid die ik zeg. Sylpha
Ik heb geen minnaar noodig. Esopus
Gij zijt jong, eens zult gij liefde zoeken en misschien een bult beminnen! Sylpha
Dat zou 'k wel willen zien. Esopus
Beluister dit: er waren twee verliefden eens en zij beminden elkaar zeer. Hun liefde duurde zeven jaren, toen scheidden zij om een geringe twist, en 's anderendaags ontmoette 't meisje haren vroegeren jongen, en zij zag dat hij een bult had 't welk zij tijdens zeven jaar niet had bemerkt. Sylpha
Men zegt de liefde is blind, dit heb ik g'hoord. Esopus
Mocht gij met blinde oogen mij beminnen. Sylpha
ik! Esopus
en waarom niet, vermits ik hier blijf wonen, 'k zal toch ééne moeten vinden en die ééne kondet gij zoowel als | |
[pagina 455]
| |
eene andere zijn, want weet, o meisje dat mijn hart zoo groot is als mijn bult. Sylpha
(lacht en dan wordt ernstig) Ach, ja... misschien... ik weet niet.
Esopus
Gij zijt vrij, ik ook, wel dan. Iadmon
Wat zegt ge, vrij? Esopus
Mijn bult behoort mij toe, mijn knoken kunt ge wel verkoopen maar mijn hart niet noch mijn geest.... meisje mijn naam is Esopus. Sylpha
en in heet Sylpha... neen 't is gek, een bult beminnen zijn er dan in Samos geene schoone jongens meer! Esopus
doch zonder bult en ook zonder... doch ga... blijf vrij... welnu verkoop mij, meester, sluit den koop; het is ons lot verkocht te worden tegen geld of tegen smart, door anderen of door ons zelf... Sylpha, herdenk Esopus... Sylpha
Ja misschien. (zij gaat af)
| |
Tooneel VI. - zelfden.Xantus
Ik zou wel koopen, doch mijn vrouw! mijn vrouw! zie daar komt ze, 'k vraag haar dadelijk raad, mocht ik haar overhalen, want die bult bevalt me. | |
Tooneel VII. - zelfden, CosmaCosma
Xantus man, wat blijft ge lang! Xantus
Iadmon, trek een stond terug met uwen slaaf opdat ik haar bereide om hem gunstig te onthalen, 'k roep u dan. Iadmon
Gij zult mij geven des te milder prijs. | |
Tooneel VIII.Xantus
Cosma, ik heb uw wensch voldaan, gij vroegt een slaaf om uwen ijdlen tijd meer aangenaam te slijten, juist was ik bereid den koop te slaan! | |
[pagina 456]
| |
Cosma
O dierbaar man! Xantus
Ik vond een wonder, een perel, zijn evenwicht in goud waard, met het hoofd vol wijze spreuken en het hart vol wijze daden, 'k zal hem u doen roepen. Cosma
Goed, doch zeg mij dan wat kan hij, en waar is zijn vaderland? Xantus
Zijn Vaderland is Phrygië en hij kan niets. Cosma
Niets? Xantus
Niets! Cosma
Dan zal hij niets misdoen, doch hij heeft 't hoofd vol wijze spreuken en het hart vol wijze daden, zegt ge? Xantus
Ja, het hoofd en 't hart zijn woorden die nu juist niet passen. Cosma
Heeft hij dan noch hoofd noch hart mits hij nu eenmaal niets kan, is dan, hum... Xantus
Neen dat bedoel ik niet. Cosma
Ik zou me schamen om uw kwaad vermoeden... 'k wil uw slaaf niet... na!... doch, zeg mij toch waar steekt zijn wijsheid en zijn goedheid dan indien noch in zijn hoofd noch in zijn hart? Xantus
Daar ligt de knoop, mijn vrouw, de Gordiaansche knoop, men zou slim als een bultenaar moeten wezen om hem te ontwarren, ja een bult alleen kan dat. Cosma
Zoek dan een bult opdat hij 't ons verklare. Xantus
wilt gij dit? Cosma
Ja Xantus
Iadmon! | |
Tooneel IX. - zelfden, Iadmon, EsopusIadmon
Hier! Xantus
Esopus kom en zeg aan mijne vrouw wat zij begeert te weten Esopus
Dit zal wel niet weinig zijn. Cosma
Ik wil weten waar een man die 't hoofd vol wijsheid heeft en 't hart vol goede daden, doch die hoofd noch hart heeft of er niets in heeft waar hij zijn wijsheid en zijn goedheid steken zou. Esopus
In de een of de andre bult, | |
[pagina 457]
| |
Cosma
Aldus is er geen ander uitvlucht? Esopus
Wie een bult heeft kan hem niet ontvluchten, noch de bult kan hem ontvluchten! Cosma
Dus moet die man noodzakelijk een bultenaar zijn. Esopus
Tenzij de bult zelf man zij. Cosma
Dus de dienaar die ge mij wilt geven, Xantus, heeft een bult. Xantus
Ach ja. Cosma
En het is deze! Xantus
Ja! Cosma
Verrader, ja verrader! neen ik wil hem niet! Ik wil hem niet in huis, O Xantus, denk eens, dat ik later kindren had met bulten. Xantus
Zoo erg zou 't tusschen u beiden toch niet worden! Cosma
Neen, ellendige, o neen, gij onbarmhartig man, gij laffe beul uwer onmachtge vrouw, neen 't zou zoo erg niet worden, maar die bult gestadig voor mijne oogen. Xantus
zou u overal doen bulten zien. Esopus
helaas! Cosma
Ja, bult hélaas! gij hebt meer hart nog dan mijn man... neen! 't kan niet! 't kan niet, 'k vlucht naar huis, naar huis. (roept) Sylpha, Sylpha! ik sterf, ik val, kom steun me, leid me weg
(aan Xantus die toespringt) Neen gij niet, gij niet... ach... een bult! waarheen o goden!
| |
Tooneel X. - zelfden, SylphaSylpha
meester, meesteresse! Cosma
Sylpha, kom red mij, hij wil mij dien bultenaar als gezel mijns levens geven, laat ons huiswaarts vluchten. Sylpha
't Huis brandt laai in vlam en vuur de balken storten nêer en kraken, meester, meesteres, de gansche zee zou 't vuur niet blusschen. Cosma
dat is niets, maar waar naartoe, dan, waar naartoe, kom Sylpha, Sylpha... Xantus
Cosma! (Cosma vlucht, met Sylpha)
| |
[pagina 458]
| |
Tooneel XI. - zelfden min Cosma en SylphaEsopus
En dat alles om een bult, mijn bult, wat eer! Xantus
Wat nu gedaan, mijn huis in brand, mijn vrouw op loop, en ik beladen met een bultenaar. Esopus
Ik ben nog niet verkocht, Xantus Xantus
Ik laat u niet meer los: gij hebt mij al die last veroorzaakt 'k zal u straffen... Iadmon wat vraagt g' er voor! Esopus
Voor mij of voor mijn bult! Xantus
Voor beiden! Iadmon
dertig zilverstukken voor Esopus en hetzelfde voor den bult Xantus
dat maakt er zestig, 't is een schand, een strik, daarom moest ik ter markte komen heden, - waar veeleer te morgen 't gansche eiland Samos in de zee verzwolgen met heel 't boeltje vrouw en huis en bult en ik. Iadmon
O Xantus, d'eerste hoedanigheid eens filosoof is toch 't geduld, mijns inziens en me dunkt... Xantus
ik ben vandaag geen filosoof Esopus
enkel als alles goed gaat, ja zoo zijn er velen Xantus
houd uw wijsheid. Iadmon
Loop uw vrouw na... of misschien verdrinkt zij zich of gaat alle vrouwen van het eiland voortvertellen wat er hier gebeurd is. Xantus
't Mag. Esopus
Mijn waarde meester Xantus, vooraleer gij mij betaalt zelf, wil ik u een dienst bewijzen. Xantus
Welke? Esopus
'k zal uw vrouw tot u doen wederkomen. Xantus
Gij! Esopus
Ja, ik! Xantus
Gezeten op uw bult zult gij haar wederbrengen zeker! Esopus
Neen bij de hand haar leiden. Xantus
Hier! Esopus
Wel ja! Xantus
Maar zij heeft schrik van u. Esopus
Laat mij toch doen! Iadmon
Ja laat hem doen, gij kent zijn kunst nog niet! Xantus
Ik ben bekwaam u vrijheid weer te schenken, als gij daarin lukt! | |
[pagina 459]
| |
Esopus
'k Onthoud dit woord. Xantus
Ga dan, doch loop niet weg, zooals de musicus 't beproefde. Esopus
Waar zou ik dan in Samos wel mijn bult verbergen, wen ik ook Esopus bergen kon? Xantus
Ach ja, die bult verraadt u. Esopus
Raadt mij en verraadt, zooals vrienden doen; ja, ja! wij zijn zoo'n goede vrienden
(af)
| |
Tooneel XII. - Iadmon, XantusXantus
Ik ben werkelijk benieuwd te weten of hij Cosma me zal wederbrengen. Iadmon
Hij, Esopus is tot al in staat, ge zult hem leeren kennen, doch Xantus, uw droefheid schijnt me wel gering bij zulk een groot verlies, uw huis uw vrouw. Xantus
Ik ween nooit voor het avond is, wie weet, na 't ongeluk ook welk geluk, fortuin me brengen kan. Iadmon
Intusschentijd laat ons den koop dan regelen, terwijl de koopwaar ginds uw vrouw langs 't goede pad terugbrengt! Xantus
'k Ben benieuwd, doch onder ons gezegd 'k geloof dat hij meer Sylpha, mijn vrouws dienstmeid wilde bij de hand terug doen komen, dan mijn vrouw. Iadmon
Misschien wel bêi. Xantus
Het zal in elk geval een heldendaad zijn, die Homeros zou bezongen hebben, had hij nog geleefd... Ziehier de zilverlingen. Iadmon
Dertig voor den man en dertig voor den bult, de klêeren van den man en van den bult geef ik u bij den koop dan toe... zoo is 't geklonken... Nu, terwijl die kerel wegblijft zullen w'ons vermaken met mijn andere koopwaar, Musicus!... | |
Tooneel XIII. - Musicus, (een weinig bedronken)Iadmon
Ik ben aldus uw meester nog. | |
[pagina 460]
| |
Musicus
Helaas! Iadmon
Wat roept gij daar? Helaas, ik moest u 't vel afstroopen kerel, Musicus
Als ge 't kon ge deed het immers, om het afzonderlijk te kunnen veilen. Iadmon
Zing een lied. Musicus
Mijn keel is toe. Iadmon
Ik zeg u, zing een lied. Musicus
Mijne longen zijn in staat van... Iadmon
Dronkenschap Musicus
'k zing niet! Iadmon
Mijn Musicus! Musicus
Gij zijt mijn meester wel, doch kunt me niet doen zingen, als 'k niet wil. Iadmon
Mijn Musicus, ik geef u een dag volle vrijheid als ge zingt. Musicus
Waarom één dag, waarom niet alle dagen mits zij elk één dag zijn. Iadmon
Gij zijt onverzaadbaar. Musicus
Dan, beken dat ik niet dronken ben. Iadmon
'k beken ofschoon ik meester bleef niet te bekennen. Musicus
goed ik zing, ofschoon ik meester blijf ook niet te zingen Iadmon
Ga gewis, wij zijn t' akkoord. Musicus
Ik ben t' akkoord, hoe zou ik zingen als ik niet t' akkoord was met mijn eigen zelf (hij zingt)
Diep in de zee daar is geen water meer,
daar wonen alle goden en godinnen,
diep in mijn hart daar is geen liefde meer,
daar wonen duivelen en duivelinnen.
Diep in het meisjes hart is Pluto 's rijk,
daar woont de sluwe Prosperpina loerend
en zendt de Furiën naar 't mannenrijk
om 't stille jongelingen volk te roeren.
Diep in de wolk, waarin de morgen slaapt
worden de tranen van den dag geboren
diep in het woud waar 't arm volk takken raapt
worden de slechte daden sâam gezworen...
| |
[pagina 461]
| |
Tooneel XIV. - Zelfden, plots Esopus.Esopus
st! houd u stil, zij komt, doch neem in acht deze vermaning, houd u onverschillig. Xantus
En waarom? Esopus
Anders verlaat z'u weêr. Xantus
Dit zal een filosoof wel kunnen. Esopus
Goed.
(af)
| |
Tooneel XV. - zelfden.Iadmon
(aan den Musicus)
Waar wilt ge nu naartoe met uw dom lied?
Musicus
Ik weet het niet. Iadmon
Ziedaar een Musicus die zingt en weet niet wat. Musicus
Zoo immers doen de grootste dichters en de grootste kunstenaars, en gij die leeft, meester, weet gij wat gij beleeft? en waar gij henen leeft? en nochtans leeft ge voort, laat me gerust mijn lied voleinden, zie, ik ben de snaar verloren; o, Ariadné! zend mij een spinne die mijn lied voortweve. Iadmon
g' hebt een hoofd vol spinnen. Musicus
Wilt ge dat ik zwijg?...
(zingt voort)
Diep in de zon daar woont het licht,
diep in de maan daar woont de dood.
De maan op jacht
verjaagt den nacht,
zij spant den boog
van regenboog
der avonds, voor
den minne gloor,
maar wee degenen
die gaan daarhenen...
met hun beminde
zij zullen vinden...
Iadmon
Wat zullen zij dan vinden, bullebak? | |
[pagina 462]
| |
Musicus
het groot geheim
dat liefde is,
het spokig brein
dat leven is.
Gij die mijn lied
beluistert
al dat men ziet
verduistert
al wat ge weet
verliest ge
en hoe ge heet
vergeet ge.
Zoo diep is dat geheim van 't leven
dat aan de menschen is gegeven
omdat ze levende
niet immer sterven
zooals de zwevende
dool-goden erven
't geheim
van 't zijn.
Iadmon
Ik versta er niets van. Xantus
Mij belangt het zeer. Ik ben bijna mijn vrouw vergeten en zelfs spijt het mij dat ik dien dommen bult gekocht heb, deze Musicus bevalt me nu, in hem is kiem van een geheele filosofie. Iadmon
Van wat? Xantus
Van veel onweetbaars dat door 't niet-verstaan in ons wordt klaar. Iadmon
Is dat filosofie! 'k ben liever boer. Musicus
Dat zijt ge ook. Iadmon
Zing nog een kluchtig lied. Musicus
Ik ben een arme Musicus,
teeder van borst en zacht van zeden,
de meisjes gunnen mij een kus
van ver, en laten mij met vrede.
Ik ben een arme Musicus,
ik ben een vondeling der aarde
men vond mij op een treurboom tus-
schen uilen die mijn deugd bewaarden...
| |
[pagina 463]
| |
Tooneel XVI. - Esopus, Cosma, Sylpha.Esopus
Meester Xantus! Cosma
(vleiend)
O mijn beminde man.
Xantus
Wat nu! Cosma
Ik heb deernis! Xantus
Wat, met wie? Cosma
Met mij. Xantus
Hebt gij mij niet beleedigd en gesmaad, verworpen dezen trouwen dienaar dien ik u gegeven had als levenstroost? Cosma
'k Aanvaard hem en ik dank hem Xantus-lief, doch neem mij wêer in huis. Xantus
Ik zal me eens bedenken... 'k weet nog niet waar ik zal wonen mits mijn woonst is afgebrand. Iadmon
Ge kunt intusschen op mijn schip verblijven en genieten 't dom gezelschap van mijn Musicus en mijn Grammaticus. Musicus
En 't uwe ook, mijn meester, want uw nedrigheid vergeet haar zelven steeds. Xantus
Cosma, Cosma, dit is een lieflijk voorstel, wonen op een schip, 'k aanvaard. Cosma
En gij vergeeft mij, man? Xantus
Ja, doch op ééne voorwaard' dat ge Esopus neemt tot dienaar. Esopus
En mijn vrijheid, 'k heb uw woord toch niet vergeten, Meester Xantus. Cosma
Wilt gij heen, Esopus? ons verlaten? Esopus
Ja, en als een laatste gunst vraag ik u, edelvrouwe, geef m'uw Sylpha vrij, want ik geloof, ik hoop dat Sylpha... mag ik dit gelooven, Sylpha? Sylpha
'k Wil wel. Esopus
(plots niet meer stotterend)
Mijn allevens en alwonderlijk geluk, o goden! o fortuin, o zie, o hoor, ik stotter niet meer, ik spreek zoo d'andren doen, nu ben ik sterk, nog sterker dan mijn bult, 'k herhaal mijn bede, edelvrouw, geef mij uw meisje Sylpha.
Cosma
'k Geef haar wel, indien Xantus het toelaat, doch ik houd u zelf Esopus, 'k wil u niet meer missen, blijf! Esopus
Ach kort van duur zijn schoone droomen, 'k reed al in | |
[pagina 464]
| |
triomf door 't leven, op mijn bult of wil mijn bult op mij, - daar vallen wij nu beiden wêer. Cosma
Doch valt ge zacht vermits g'op Sylpha valt... Xantus, leid mij naar 't schip. Xantus
Gij zult den weg wel vinden! Cosma
Nog steeds boos? Xantus
Zoo'n diepe krenking kan zoo snel in mij niet zwijgen; ik heb u reeds vergeven, 't is al veel. Cosma
Welaan, ik onderwerp me, dat Esopus vóór ga. Xantus
Aanstonds, ik zelf zal met hem wel komen, ga. Cosma
Mijn lieve man, mijn Xantus, gij zult immers komen, aanstonds, seffens? Xantus
'k Heb mijn woord gezeid, 't blijft zoo. Cosma
Kom Sylpha... en gij dierbre Esopus breng hem mij aanstonds zoo ge mij tot hem bracht. Esopus
'k Zal mijn beste doen, edelvrouwe. Sylpha
Ik sta er borg voor! Lieve Bultenaar! welk hart, welk hart heeft hij, ik ben op uw bult jaloersch laat niemand daarop rijden, dan ik zelf... Esopus
Voorwaar, gij hebt daarover alle recht.
(Cosma en Sylpha af)
| |
Tooneel XVII. -Xantus
Maar zeg, Esopus, hoe hebt ge 't dan aan boord geleid om die weerspannige weer te brengen; nooit zoolang ik haar nu ken zag ik haar zoo gedwee, zoo tam, zoo vleiend, gij hebt wondre middelen. Esopus
In mijn bult steekt veel. Xantus
Verklaar mij hoe ge deedt? voorwaar, 'k ben nog ontroerd, 'k wou haar omhelzen toen ik haar zoo lieflijk wederzag, maar 'k hield mij onverschillig om uw raad te doen, 't heeft mij gekost. Wat hebt ge haar gezeid om haar aldus te temmen. Esopus
't Is eenvoudig, toch 'k heb haar verteld dat gij een ander vrouw reeds zocht, en z' heeft gesmeekt dat ik U zou doen afzien van dit plan, kent gij de vrouwen dan zoo weinig? en vooral uw vrouw? Xantus
Wie kent zijn eigen vrouw, heel Samos kent mijn | |
[pagina 465]
| |
Cosma doch ik niet, zoo is het steeds; al 't mansvolk kent een vrouw, behalve haar man. Iadmon
Laat ons dan gaan naar 't schip. Esopus
o Xantus, meester, neem tot dienaar dezen musicus en dien Grammaticus, doch laat mij gaan met Sylpha. Xantus
Voorwaar dit zal ik niet, gij zijt me nuttig. Esopus
Ach, helaas. Xantus
'k Zal u een sprook vertellen, mijn Esopus, luister goed: Er was een haan die scherde op het mest en vond er een brillant van wondren schijn... Esopus
Maar z'is van mij die sprook, ik heb haar eerst verteld. Xantus
Dan hebt g' u zelf veroordeeld... dus was er een haan die scharde op het mest en vond er een briljant van wondren schijn. Hij dacht: - een juwelier zou daarom juichen, dit gesteente wâar' voor hem fortuin, doch ik gaf dertig van die steentjes weg om eenen korrel gerst, zoo weinig waard is mij dit pereltje met al zijn glans... Esopus
Ja, ja, het sprookje is van mij en gij haalt nut daaruit nu tegen mij, acharm! Xantus
Welnu, ik vond een korrel graan, zou ik hem smaden, voor een edelsteen, waarmêe ik mijnen geest in 't geheel niet voeden kan. Musicus
Ik was eerst stomp en bulle-Bacchus,
Nu edelsteen, voor hen.
Dit is 't geheim mijns levens dus
te zijn wat ik niet ben.
Iadmon
Grammaticus wat zegt ge van 't tooneel. Grammaticus
Er is een spellings fout gebeurd. Xantus
Zoo! zoo! En in welk vers? Grammaticus
In 't lied van Musicus. Musicus
Die schurk! hij zit vol spellingsfouten,... 'k word misschien beroemd eens om die spellingsfout. Emiel van der Straeten |