Een Voorwoord
Ons tijdschrift gaat thans zijn zevende jaar in. Die leefbaarheid bewijst dat hier niet eenige persoonlijke-willetjes aan het woord waren maar geheel een jong geslacht zijne uiting heeft gevonden.
Al wie den reeds aanzienlijken arbeid der zes verloopen jaren wil overzien zal moeten bestatigen dat er groei is en bloei, geen stilstand, maar eene gestadige ontwikkeling.
Dat komt door dat de stichters, jeugdige droomers van het eerste oogenblik, diepere inzichten, breedere opvattingen hebben gekregen en steeds hooger betrachtingen hebben gevoed. Dat komt ook door dat Vlaamsche Arbeid altijd in voeling bleef met al wat er aan jonge en nieuwe krachten met den dag opporde overal in het land.
Wij hebben voortgebouwd op wat ons, aan echte en vaste grondvesten, door de vorige geslachten in de literaire wedergeboorte sedert '30 werd nagelaten; wij wilden en willen nog, elk naar zijne persoonlijke geaardheid, onzen eigen arbeid zoo schoon mogelijk daarstellen en onze groote vreugde blijft, naast ons en nevens ons, de meest nederige en ongekende krachten op te speuren, te erkennen en aan te moedigen, om aan den schoonen vlaamschen arbeid mee te wrochten.
Wij staan in de groote wereldkunst van deze tijden. Wij weten wat de groote Russen denken, wat de Italianen verbeelden, wat de Noren droomen, wat de Duitschers, de Franschen, de Engelschen aan schoonheid voortbrengen. Wij willen meêdingen in die prachtige cultuur-beweging en dit kleine land beneden de duinen van de Noordzee, schoon maken voor de wereld. Daarom zullen wij al wat waarlijk groot is en sterk, oproepen en hoog houden en al het minderwaardige neer halen en te grond doen gaan. Wij willen de kunst als eene waarde in onze samenleving doen aanvaarden en als de hoofdzaak van het leven leeren waardeeren.
Wij zijn katholieken in den breedsten zin van het woord, spiritualisten en zonen van de Roomsche Kerk, maar daar de politiek voor ons maar bestaat in zoo ver zij eens onzen inwendigen vrede zou komen verstoren, kunnen wij met alle andersdenkenden mede voelen en verkeeren, voor zooveel zij waarheid en schoonheid betrachten en aldus met ons op een zelfde plan bewegen. Het essentieele en intieme van alle kunst komt voort uit den menschenaard van den kunstenaar en alle kunstenaars zijn - van welke confessioneele of wijsgeerige overtuiging ook - eerst en vooral naar het innerlijk gekeerde en droomende naturen. Met die verwantschap is er beter verstandhouding mogelijk dan met onontwikkelde geloofsgenooten of kortzichtige politiekers.