Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] Sonnet Ik denk mijn huis zoo vaak gelijk een droompaleis, waar duister-schoone zalen kostelijke schatten - - op vreemde schepen aangevoerd, van verre reis - en vele zeldzaamheên van aarde en zee bevatten. Langs elke wand ontvouwt een oude gobelijn, op de ebbenhouten meubels staan japaansche vazen, het licht door 't raam zijgt neer op een Rembrandt van Rijn en in lamoeren schulpen vonkelen topazen. Doch heel mijn tooverwoon is maar een heiligdom om U, den schat der schatten, weelderijk te omgeven, gelijk om gouden kelk het Sanctuarium. Tapijten, perels, zijn het wonderlijk stil-leven, dat kleurig is en hangt omtrent uw schoon gelaat en uw gestalt', die lieflijk door de kamers gaat. Jozef Muls Vorige Volgende