kindeken, en gij kunt hem niet 'n nieuwe rok kopen, waar is uw goed dat gij hof houden zult!’
Toen zeide Maria door et beeld: ‘Vraag oorlof van uw prior, wij zullen genoeg hebben.’
Toen ging et monikske tot z'n prior en zeide: ‘Vader wilt gij mij verlof geven? de vrouwe die in ons koor staat, die heeft mij morgen te gast genood.’ De prior zeide hastelik: ‘Zoon, is daar 'n vrouw in de kerk?’ want daar kwam nooit een vrouw in et klooster.
Toen zeide et monnikske: ‘Vader het is onze kosteres die op et altaar staat, die mij genood heeft.’
Toen de prior de eenvoudigheid van et kind hoorde, toen zeide hij: ‘Zoon, ik wil u geen oorlof geven, tenzij dat ze mij mede te gast noodt.’
Toen ging et monnikske heel bedroefd weder in et koor, en zeide: ‘Lieve Vrouwe, mijn vader de prior wil mij geen oorlof geven tenzij dat ge hem mede nodigt. Maar noodig hem niet, want gij zijt 'n arme vrouwe, en onze prior is groot, en hij kan veel eten.’
Toen zeide Maria door de beeltenis; ‘Zoon, zeg uw vader de prior, dat ik hem mede nodig, en dat hij zich bereide morgen te tertieëntijd, dan zult gij beiden tot mij komen.’
Toen ging et monnikske naar de prior, en zeide hem dat. En de prior was zeer verblijd, en hij zeide tot et kind: ‘Bereid u want morgen zult ge sterven.’ Toen zeide het kind: ‘Waarlik vader? sterven? mij is aldus niet gezeid, maar wij zijn ten gastmaal genood.’
En des morgens toen de priem uit was, toen hield de prior z'n broeders 'n sermoon, en deelde hun mede, hoe dat hij met het jonge monnikske tot et hoge feest zouden opvaren. Toen de monnikken dat hoorden, toen waren zij bedroefd, omdat hun vader sterven zou. Maar zij waren verblijd omdat hij tot de eeuwige vreugde ging varen.
En zij bereidden zich. En toen men de tertieën begon, en men de hymne zong, toen gaven zij de geest, en zij voeren met blijdschap tot et eeuwige feest in et eeuwige leven, daar hun Onze Lieve Vrouwe Maria 'n eervol gastmaal had toebereid.
H.W.E. Maller.