Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Encore In het midden van mei als de nachtegaals zingen, En de avondglans huwt aan den morgenschen schijn; Als de schuchtere geur van de late seringen Zich mengt met den geur van de vroege jasmijn; Toen hoorde ik uw lippen de woorden ontglippen: - Ik was maar een knaap en gij waart nog een kind - Hoe wrang is de smaak van verwinnende lippen Zoo het diepe verlangen der ziel niet bemint! En ik zag het gebed van uw hulplooze oogen En ik voelde, beangstigd, de angstige klem Van uw hande' om mijn hand, en mijn lippen bewogen... Maar mijn machtlooze wanhoop verstikte mijn stem. Dan uw schaamte bedwong het onstuimige hijgen Van uw harte en de nachtwind verwaaide uw klacht En niets meer verstoorde 't oneindige zwijgen Dan een zwaan die zich roerde in de roerlooze gracht... Maar nòg op mijn hand die uw handen omvingen Herproeven mijn bevende lippen uw pijn, Als de schuchtere geur van de late seringen Zich mengt met den geur van de vroege jasmijn! Geerten Gossaert Vorige Volgende