Eene Evolutie van Willem Kloos
Wie ‘Okeanos’ dichtte heeft door het boek ‘Studies over onze 18de eeuwsche dichters’ getracht Rotgans' ‘Boerekermis’ weder genietbaar te stellen. Evenzoo voor Lucas Schermer, Jacob Zeeus, Arnold Hoogvliet, Hubert Poot, Dirk Smits, Juliana de Lannoy, Lucretia van Merken, en anderen. De absolute kriticeer-wijze van den opsteller der Veertien jaar literatuurgeschiedenis is nu meestal vrijwel wat verzacht en eene betrekkelijkheids-critiek is nu aan het woord, eene kritiek van transacties en concessies in allerhande zin, zelfs over en aan hoofdzakelijke Tachtigersprinciepen, zooals de vermijding van alle klassistische woordoverlevering en conventioneele beeldspraak er eene onmeedoogende was.
Juist om een soort inwendig-landelijke visie van Rotgans alexandrijnsch-breedsprakige en glad-rijmende ‘Boerekermis’ wordt deze voor Kloos eene welgemanierde en rechtgeaarde poezie, hierbij de eentoonig-klassistische vorm van dezen aanmelder der 18de eeuw verduldend als eene stylistische bijzaak, die van eene geringe beteekenis is nevens de levendige, hollandsch-folkloristische inhoud van Rotgans traditionneel vers.
Ik weet niet, maar mij schijnt te blijken dat hoeveel voortreffelijks Willem Kloos aan de gestalten zijner 18de eeuwers ook aan te wijzen heeft, er zooveel leelijks en on-artistieke kenmerken aan het wezen hunner poezie overblijven dat men den dooden geur sommiger hunner verzen op een afstand onderkennen zal, waar niemand onzer noch den naam, noch den persoon, noch het werk van een zulkdanig poeet eens in zijn leven vernomen heeft.
Misschien wel voor eenig werk van Dirk Smits, de Lannoy, van Merke en Van Alphen zal ik eene betrekkelijke uitzondering mede willen maken, die voor Hubert Poot - deze heerlijke navrucht van den Vondeltijd - eene volstrekte is. Ik zal, als een verbeeldingsgevoelige, de pittig-uitgeplozen beschrijving van Rotgans Boerekermis en Schermers pakkende Jacht-epiek, om hun arcadisch-gekleurde werkelijkheidszin, mede door leven. Ik zal op een oogenblik waar het werk der besten onzer oudere Vlamingen mij door deze lezing intuitisch voor de oogen komt, de poezie dezer 18de eeuwers bijna eene integraalgoede vinden, omdat somtijden het klassiek gebruik van een alexandrijn bij Rotgans mij evenmin zal hinderen als het gevoelvoller alexandrijn mij zulks doet bij Prudens van Duyse en, hoewel een ruim tijdverschil die beiden van malkander scheidt, de natuurlijkheid van den inhoud