Vlaamsche Arbeid. Jaargang 4(1908)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] In 't Wisschenboschje. Lied Nu staat gij hier in 't bosch te groeien En druipend in den dauw te glanzen; Dra wordt gij tot een wieg gevlochten En zult gij in de keuken dansen. Vliegt vlug en vlijtig, teere wischjes, Op en neder; Zwenkt vlug en vlijtig, teere wischjes, Weg en weder. Ik spel u, dat ge, uw wiegeldans gewend, Ten mijnent dra de zoetste weelde kent. Nu staat gij hier het suizeldeuntje Van 't wabberwindje te beluistren; Dra zult gij hooren in mijn hutje Hoe zoet een moedermond kan fluisteren. Vliegt vlug en vlijtig, teere wischjes, Op en neder; Zwenkt vlug en vlijtig, teere wischjes, Weg en weder. Ik spel u, dat ge, uw wiegeldans gewend, Ten mijnent dra de zoetste weelde kent. Nu staat gij naar de bloem te staren, Die flikkert in de loovergang; Dra ziet ge een andre bloem ontluiken: Een purperroode kinderwang. Vliegt vlug en vlijtig, teere wischjes, Op en neder; Zwenkt vlug en vlijtig, teere wischjes, Weg en weder. Ik spel u, dat ge, uw wiegeldans gewend, Ten mijnent dra de zoetste weelde kent. [pagina 62] [p. 62] Hier schuilt de scheper met zijn schapen; Hij neuriet met zijn oude stem; Ten mijnent zullen de englen zingen Als in den stal van Betlehem. Vliegt vlug en vlijtig, teere wischjes, Op en neder; Zwenkt vlug en vlijtig, teere wischjes, Weg en weder. Ik spel u, dat ge, uw wiegeldans gewend, Ten mijnent dra de zoetste weelde kent. Lambrecht Lambrechts. Vorige Volgende