Kunstkroniek.
(Slot)
Als wij spreken over figurale kunst, de teekening, de lijn wordt hoofdzaak voor een kunstwerk en hetgeen nog droom en stemming mocht blijven in een landschap wordt gedacht in eene figuur of in de figuren van een groep, wordt karakter en zielsuiting in een portret.
Onder dat opzicht was er veel en degelijke arbeid in het Salon der Kunst van Heden, minder maar toch nog in de Driejaarlijksche tentoonstelling.
Daar was Fantin Latour. Dat is de fransche schilder, de hoog-aristokratische artiest. In een stil-rijk koloriet van purperend rood, van diep groen, van innig blauw, staan figuren geteekend met zachte lijnen, voorzichtig en teeder, als met waas overtogen door een eigenaardig pointillisme. En die figuren zijn zoo naief onschuldig in hunne naaktheid! Zij hebben stille gedachten van bloemen en licht, van groen en van geuren en beginnende liefde.
Manfred et Artarte, Nymphe sous bois, Le génie de l'air, Causerie dans le parc, Trois baigneuses, Sara la baigneuse waren intense poema's van een schilder, die een zeldzaam fijn-voelend en literair denkend mensch is. En zou ik zwijgen mogen over die schoone vrouw-portretten? Eene schilderes, met palet, penseel en schilderstuk, gezeten voor het onbegonnen paneel, waarnaast de vaas met frissche bloemen. Het licht achterover hellen van het lichaam, het neigen van het hoofd, het droomend denken van de oogen laten eene conceptie vermoeden die volworden is in den thans rustenden geest, maar die wacht, angstvallig, op den eersten penseeltrek, die haar op het nog zuivere doek moet verwezenlijken. Ook dat andere portret, La Lecture geheeten, geloof ik, was zeer schoon. Eene jonge vrouw met overwimperde oogen, lezend in een boek, dat hare fijne handen op haren schoot open houden in rustig gebaar. Dat zijn geen portretten meer van die of die mevrouw of jufvrouw met aardigen naam, dat zijn stukken om eeuwig te bezien, dat zijn mensch-gestalten, die ons