Vlaamsche Arbeid. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] De Droomengaarde I ‘O wentlensmoede hert, o weenensmoede oogen!... Ziehier den wonderen Tuin vol bleeke liefde-rozen, waar uwe Droomen bloeien, in nieuwe Lentepracht... Rijs op, gij droeve Dwaler, die doolde in den Nacht, Rijs op, en zie het Huis, waar uw Verlangen leidde, de endelike Woonst, gewenscht in bang verbeiden, waar Vreê zijn rustplaats spreidt en U verwacht... Rijs op, gij droeve Dwaler, die doolde in den Nacht, en doop in morgen-kleerte uw heet- gerande oogen, en hef uw handen naar de zonne-hemelbogen, en hef uw pijnge ziel naar zaligen zomerlust! Ziehier den toovertuin der ongetaande Rust, den lichten leliën-gaard der duiven- blanke droomen, waar uwe levens-smert gestild in zoet verloomen, in vredige Vreugde klaart, die als een gloriezonne, zal glanzen in de Woonste van uw Liefde-wonne... Rijs op, en schud het stof van reisvermoeide voeten, Vergeet uw tranen-pijn, vergeet uwe lange boeten, en smaak nu de Eeuwigheid in 't stil-vervliedend uur... Hier ligt het lente-licht, en zonder tijd noch duur is onberoerden Dag kalm- schijnend in dees tuinen; Geen Avond schemelt hier, waardoor de schadwen schuinen, Geen Nacht zwingt donker neêr, op 't vroedende Gedacht... [pagina 145] [p. 145] En eeuwig jeugd- vervuld; en in de klare pracht van uwe Droomen, stout en trotschiglijk gerezen, zult gij in d'eigen glorie, als nog nooit voordezen, een jongen God gelijk, de oneenigheid doorzien!... En elke bloeme groeit alleén voor ùw verlusten, en elken rozenknop, die liefde- klaarte kuste, is voor uw plukkens- reede hand ontbloeid... En elken leliekelk, die zonnelicht doorgloeid naar d'hooge hemelen zijn krone houdt geheven, draagt in zijn pure hert, uw droomen- schoon geschreven, en biedt u zijn zuiver teêre bladeren-blank... En al de zonne- bloemen die rijzen hoog en rank, die wenden naar het licht van uwe zangers-ziele... Het Pad, waarlangs veel bleeke bloesems vielen, is nu zoo dicht bedekt, gespreed zoo mossig zacht. waar 't nu uw heerschers treden wacht... Want de luchten weêrhalen dien klaren klank, en de vogelen talen in blaêr-dichte boomen, nu gij zult komen, zult komen... Daar rijst, wijd van loensche menschen-stede, de blank- ombloemde Woonste van uw hoogen Vrede... Treed nu, al zingend naar de Poorte, en spreek de lang- gewachte- wonder woorden... tot de Deuren, wijd- breedend openslaan, en Gij, in kalmen konings- trots, zult binnengaan’... Gust. Van Rooebroeck Vorige Volgende