zich intiem in den geest van het werk in te werken; bij hem verdwijnt de mensch, hij wordt eenvoudig het fijne werktuig, dat, gezamentlijk met andere meewerkende elementen, - bestuur en orkest, o.a. - streeft naar de trouwe, de ware vertolking van het uit te voeren gewrocht.
Fontaine beschikt over eene edel klinkende basstem, die met veel gemak van uit de diepe bastonen heel het register doorloopt en de barytonhoogte bereikt, wat hem heeft toegelaten zijn repertorium zoo rijkelijk uit te breiden. Normaal, klinkt zij als een malsch bazuingeluid, statig, breed-galmend, eene rustige sterkte uitstralend. In Benoit's werken komen deze hoedanigheden vooral tot hun recht: de Frauenlob-partij en het Loreley-fragment uit De Rijn, Artevelde's geest uit De Schelde en m.a. schijnen voor hem geschreven. De techniek der zangkunst geheel meester, weet Fontaine zijne stem te plooien en ze dienstvaardig te maken tot het uitdrukken van zeer uiteenloopende gevoelens, en het is zeer zelden dat het zangstuk zijne passende kleur niet bekomt. Neuriet zij zacht-week in Mijn Moederspraak, zij insinueert guitig en geestig in het oude volkslied ‘Het Kwezelken’ en de standbeelden-episode uit De Rijn. In menige Vlaamsche werken galmt zij zwaar-golvend in breede rythmische deiningen, en bekomt op gepaste oogenblikken het metalliek-harde en bijtende dat Blauwaert in zulke hooge mate in zijne stem leggen kon; maar vooral voert zij u onweerstaanbaar mee, wanneer zij in strijd- of feestzangen kloek, warm en open als de tonen eener jubelende klokke, de zaal indreunt.
Als men daarbij bedenkt, dat Fontaine een zeer ervaren muzikant is, - hij was vroeger vioolspeler in 't Antwerpsch orkest -, dat hij zich gewoon gemaakt heeft, de minste partij, hem toevertrouwd, gewetensvol te bestudeeren, en er zich steeds op toelegt het juist karakter aan de vertolking te geven, dan verwondert men zich niet meer dat Fontaine zoo spoedig naam verworven heeft; dat hij als solo-zanger de klassieke werken in de Conservatorium-Concerten van Brussel, Luik en Gent hielp uitvoeren; dat hij uitnoodigingen kreeg voor Parijs, Londen, en voor de voornaamste muziekcentrums van Holland en Duitschland.
Evenals zijn groote voorganger Blauwaert - de eer van in vergelijking te komen met dezen modelzanger verdient Fontaine op velerlei punten - maakte hij zich verdienstelijk, met de liederen onzer Vlaamsche toonkundigen in het buitenland bekend en bemind te maken; twee flinke herauten, die in den vreemde in helklinkende zangen het bestaan, het jonge frissche leven gingen verkondigen onzer nationale school. En niet vruchteloos! Men herinnere zich nog het schoone woord uit de Daily Chronicle, (het was ter gelegenheid der Lucifer-uitvoering te Londen in 1889) dat Fontaine bestempelde als zanger te zijn het trouwe beeld van den fieren, kloeken Vlaamschen volksaard, en geloof uitdrukte in de leefbaarheid van eenen stam, uit wier levenssappen zulke heerlijke muziek kon geboren worden.
* * *
Ziehier eene onvolledige doch welsprekende lijst van werken, aan wier uitvoering Fontaine deelgenomen heeft:
Peter Benoit. |
De Schelde, Lucifer, De Oorlog, Hucbald, De Leye, De Ryn, Pacificatie van Gent, Liederen. |
Jan Blockx. |
Droom van 't Paradijs, Liederen. |
Edg. Tinnel. |
Klokke Roeland, Liederen. |
L. Mortelmans. |
Lady Macbeth, Liederen. |
Paul Gilson. |
Noël-Misère. |
E. Mathieu. |
Freyhir, Le Hoyoux. |
E. Wambach. |
Mozes op den Nijl, Yolande, Liederen. |
Sylvain Dupuis. |
Moïna. |
Werken van Willem de Mol, Huberti, Waelput, enz. enz. |
Van der Linden. |
Leiden ontzet. |
Van Milligen. |
Brinio. |
J.S. Bach. |
Mattheus passion, Gottes Zeit. |
Haendel. |
Alexandersfest, Messias. |
Haydn. |
Jahreszeiten, Schöpfung. |
Schumann. |
Manfred, Paradies und die Peri. |
Mozart. |
Requiem. |
Max Bruch. |
Deutsches Requiem. |
Mendelssohn. |
Paulus, Elias. |
Beethoven. |
9e Symfonie, Fidelio. |
Weber. |
Freischutz, Euryanthe. |
R. Wagner. |
Lohengrin (fragment), Walkure (fragment), Parsifal (fragment), Fliegende Hollander, Tannhäuser. |
Lortzing. |
Undine. |
Gluck. |
Armide (fragment), Iphigénie en Aulide (fragment), Iphigénie en Tauride (fragment), Alceste (fragment). |
Sachini. |
Oedipe à Colonne (fragment). |
Gounod. |
Roméo et Juliette, Faust, Redemption, Mors et Vita. |
Berlioz. |
Damnation de Faust, l'Enfance du Christ, Roméo et Juliette. |
Massenet. |
Le Cid, Marie Madeleine. |
Saint Saëns. |
Samson et Dalila. |
Bordier. |
David. |
Flégier. |
Ossian. |
Delibes. |
Lakmé. |
Lalo. |
Le roi d'Ys. |
Verdi. |
Requiem. |
Boïto. |
Mephistofeles. |
Meyerbeer. |
Robert le Diable, l'Africaine. |