De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 8(1895)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Zielskreet der zee Doodstil lag de zee -, tot den horizon gedekt met een zerke van ijs; doodstil lag de zee, een zee zonder stem, geluidloos als 't wolkzware grijs, dat zonder beweging zich zwijgend boog, strak starend op haar als een lichtloos oog in 't doode heelal, waarin niets bewoog. Doodstil lag de zee met haar machtloos heir van vorstlijke golven beklemd, gelijk hooge zielen wier vleugelvlucht van vrije gedachte is gestremd door ijskille ontgooch'ling, die zonder moed haar kracht laat bevriezen bij zielegloed en de lichtgolf bluscht van des geestes vloed. Schuimbruising, bevrozen, gestold als sneeuw, vereend met de sneeuwwâ der lucht, bedekte heel 't strand, en tot verre kim torschte oceaan d'ijszerk, ontvlucht, gegroeid uit rivieren. Eén kreet, wel zacht maar toornig als muitende strijdersklacht hief even de drukkende doodenvracht. En wêer lag zij stil, in haar graf bekneld, de zee! de ontembare zee! Maar toch, - in die klacht had haar kracht gejuicht! Die klacht was de kracht van haar wee. Loomstil lag de zee, ompantserd met ijs; laag boven haar, doodstil, het wolkengrijs, op en óm haar doodstilte van sneeuw en ijs. Zij vlijmt door de ziel, die noodkreet der zee in wier diepten volleven woelt: maar ook, - zij verrukt wie die klacht verstaat, de kracht in die klacht heeft gevoeld, en mensch'lijke ziel herkent in de macht der zee, d'onbedwong'ne, die dwang veracht: bij willende worsteling Vrijheid wacht. Vorige Volgende