De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1894)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende III Avond Een lange lichtstreep van de lage maan, Omwolkt en bleek, loopt over 't water heen, Dat rustig rimpelt in den avondwind. Des molens forsche romp, die pal zich heft Op d'opgehoogden oever, plompt in 't nat Zich met gebroken lijnen, en beweegt In vreemd-fantastischen kadans. In 't West Steunt wijd zich op het land met diepen gloed De zon die sterven gaat, en 't rood vervloeit In 't somber avond-vallen meer en meer, Totdat nog slechts een flauwe lijn van licht, Haast kleurloos in des avonds kleurloosheid, De doode glorie van den dag verkondt. De maan wordt sterker, en de vale drom Van schimmen die haar luister eerst verborg, Wordt langzaam opgezwolgen door het licht. De wind gaat liggen, en het spiegelbeeld Des molens rust beweegloos in het vlak Van 't water, dat in eff'n stilheid ligt, Gesust door 't liefdrijk streelen van de maan. Edw. B. Koster. Vorige Volgende