en Veronese zijn plat naast hem; in 't voorbijgaan wil ik opmerken dat Raphaël, niettegenstaande zijn gebrek aan kleur en atmosfeer, gewoonlijk zeer veel uitdrukking heeft in de figuren op zichzelf genomen. Van zijn moderne navolgers zou men hetzelfde niet kunnen zeggen.’
Ziehier nog een uiting over realisten, die mythologisch willen zijn.
22 Februari 1860. ‘De kunst, de poëzie, zij leven van fictie. Vraag aan een realist van beroep om bovennatuurlijke voorwerpen te schilderen: een god, een nymf, een monster, een furie, al die verbeeldingen, welke den geest meenemen!
De Vlamingen, zoo bewonderenswaard in het schilderen der huiselijke tooneelen van het leven, en die, het is vreemd om te zeggen, daarin de soort van idealisme hebben gelegd, die dat genre even goed toelaat als ieder genre dat doet, zij zijn over het algemeen (met uitzondering van Rubens) mislukt in de mythologische onderwerpen, en zelfs in de historische of heroïsche, in de onderwerpen, aan de fabel of aan de dichters ontleend. Met een macht van draperieën en mythologische attributen, omhangen zij figuren naar het leven geschilderd, dat is te zeggen, naar de nederige Vlaamsche modellen, met al de nauwgezetheid, die zij toepassen bij de reproduktie van kroegtooneelen. En zoo bereiken zij zonderlinge uitkomsten, waarin van Jupiter en Venus inwoners van Brugge of Antwerpen in travestie gemaakt zijn.’
(De Kunstwereld).
Een ontdekking van groot artistiek belang werd voor eenigen tijd gedaan in de aan Sint-Guido gewijde kerk te Anderlecht bij Brussel. Deze kerk, een der schoonste modellen van ogivalen styl van geheel België, wordt, sedert jaren al, hersteld door den heer van IJsendijk, een onzer beste Vlaamsche bouwmeesters. Hier, evenals in de kerk van Pamele bij Oudenaarde, waren de wanden bedekt met een dikke laag pleister en kalk. Toen men eindelijk de laatste lagen wegkrabde, kwamen een vijftal fresco's van verschillende tijden dagteekenend, te voorschijn. Er zijn er uit de tweede helft der xvie, en andere uit den aanvang der xviie eeuw. Deze laatste stelt voor het Laatste Oordeel: een 50-tal figuren, de meest uiteenloopende gewaarwordingen uitdrukkend, maken een met bewonderenswaardige kunst samengestelde groep uit.
In den rechtervleugel van het gebouw ontdekte men, op rooden grond, een kranig geteekend ridder, zittend met trotsche houding te paard; verder nog een uit Giotto's tijdvak herkomstige Italiaansche fresko, de verheerlijking op den Thabor voorstellend. Links van het transept een reusachtige muurschildering van rond 1557, - St-Christoffel het Jezuskindje dragend door een heldergroen landschap, waardoor een vreedzaam beekje kronkelt, - bedekkend, van den vloer af tot hoog in het gewelf, den kerkwand. Doch het allermerkwaardigste werd ontdekt in het rechts van het transept gelegen kapelletje van St-Guido, namelijk tooneelen uit het leven en voorstellingen van de mirakelen dezes heiligen. Ook deze schijnen te dagteekenen uit den tijd van Giotto, allerminst degene welke de muren versieren. Die in het verwulfsel - acht op onderscheidene speeltuigen musiceerende engelen - zijn blijkbaar jonger, doch daarom geenszins minder merkwaardig. Die engelen, zwevende met eenigszins loomen slag op hun blanke wieken, zijn in den volsten zin des woords ideaal-schoon. Zij zijn als zoovele nauwelijks belichaamde geesten, pas voor luttel oogenblikken in een stoffelijk hulsel oplevend vóor ons oog.
P.d.M..
In de St-Janskerk te 's-Hertogenbosch, de beroemde kathedraal, is dezer dagen de restauratie voltooid van een daarin aanwezig middeleeuwsch kunstwerk, een baldakijn, die, gelijk thans gebleken is, dagteekent van 1482. Hoogstwaarschijnlijk werd reeds in 1584 bij een brand - waardoor o.a. de toren geheel verloren ging - deze baldakijn deerlijk geschonden; daarna is hij al dien tijd aan de aandacht van belangstellenden ontsnapt gebleven.
Deze baldakijn, op zichzelf 6, doch het voetstuk en de zijstukken medegerekend 9 meters lang, is van onder tot boven uit een vijfhoekig plan opgetrokken; zijne lijnen bewegen zich schuin om de middenspil, en het geheel is doorzichtig bewerkt en samengesteld uit het fijnste loofwerk, waartusschen een aantal kleine beeldjes geplaatst zijn.
Dit schoone en kostbare stuk was zwaar beschadigd en voor een goed deel, ter lengte van ongeveer 2 meters aan den top, geheel verdwenen. De kunstenaar, die het restaureerde, is de Bosschenaar H.P. van Nunen; de leiding van het werk was opgedragen aan den heer L.C. Hezenmans, architect van de St-Jan.
Een nieuw stuk van Hauptmann. - Gerhard Hauptmann werkt aan het laatste bedrijf van een drama, Florian Geyer getiteld. Dit is een historisch stuk, waarvan Florian Geyer von Geiersberg, een ridder, die in 1525 aan de zijde der boeren deelnam aan den Boerenkrijg, de hoofdpersoon is. Verder treedt o.a. Götz von Berlichingen er in op, niet in de eenigszins geïdealizeerde gestalte, waarin Goethe hem vereeuwigd heeft, maar als de oneerlijke egoïst, die hij volgens de geschiedenis was. Het stuk wordt geheel in Frankisch dialekt geschreven.
Wanneer de eerste voorstelling zal worden gegeven, is nog onbekend. Er zullen veel ‘Massenbewegungen’ in het stuk voorkomen - een Weversoproer tegenwoordig en de Boerenkrijg in de xvie eeuw hebben een zekere overeenkomst - en dus zal de instudeering nogal wat tijd kosten.