met orkestbegeleiding. Bovendien schreef hij vele drie-, twee- en eenstemmige liederen met en zonder begeleiding. Voorts een concert-oratorium op tekst van Fiore della Neve, welke compositie zeer gunstig werd ontvangen; eindelijk een paar ouvertures voor orchest en eenige werken voor kamermuziek. Velen ervan zijn reeds door den druk bekend en enkelen ook bekroond, o.a. Friedhoflied für Mannerchor, door het Chorgesang, bij welke gelegenheid ruim 400 composities waren ingezonden. Ook werd door de maatschappij t. B.d.T. een sonate voor piano en viool bekroond. Buiten de grenzen van zijn vaderland ondervond de heer Heyblom eveneens waardeering, daar zijn Goede Nacht voor mannenkoor, in Duitschland werd nagedrukt.
Maar op nog een ander onderdeel der toonkunst spreidde hij zijne talenten ten toon. Ook als theoreticus had Heyblom een goeden naam. Zijn voornaamste werk is getiteld: Leerboek ten gebruike bij het onderwijs in den zang en tot zelfonderricht in de muziek, met vragen, opgaven en zangoefeningen. Van dit omvangrijke werk, dat in vier deelen compleet is, verschenen tot heden twee deelen, het tweede in twee banden, waarvan de laatste de acoustiek behandelt. Deze theoretische arbeid was door de kritiek zeer gunstig ontvangen en ook door het publiek zóó gewaardeerd, dat van het eerste en tweede deel reeds een herdruk verscheen.
Ook in den vreemde had dit werk zeer de aandacht getrokken. Benoit o.a. getuigde van dit boek dat het Heyblom recht gaf op den naam van muziekpaedagoog van Noord-Nederland. Even groote lof werd den toonkunstenaar toegezwaaid in het Report of John Hullak Esq. on Musical Instruction in Elementary Schools on the Continental. De schrijver die de normaalschool van den heer Heyblom bezocht, roemt deze instelling ten zeerste.
In de Célébrités musicales wordt gezegd: ‘dat hij door zijn boek veel roem verwierf.’ Het genoemde Leerboek verschilt in dit opzicht van alle andere, dat deze leerwijze eindigt, waar die der andere leerboeken begint. Zijne leerwijze heeft ten doel het maatgevoel te ontwikkelen, terwijl de leerwijze der andere leerboeken als 't ware daarop berust. Naar de laatste kunnen dan ook alleen de zeer begaafden met meer of minder goed gevolg de muziek beoefenen, terwijl volgens de methode van Heyblom de meesten moeten slagen.
Behalve genoemd Leerboek schreef hij nog: Leerboekje voor theoretisch en praktisch onderwijs in den zang, meer voor schoolgebruik bestemd. Daarenboven behandelde hij theoretische vraagstukken in binnen- en buitenlandsche bladen.
Heyblom wijdde zijne beste krachten aan de verbetering van het volksgezang in Nederland. Zooals de heer Van Gilse, voorzitter van het bestuur der Volkszangschool getuigt, deed hij dit niet door het componeeren van lichte wijsjes, maar hij wilde het volk inwijden in de harmonie der tonen, en daardoor liefde voor de toonkunst bij het volk wekken.
Hij deed het op twee manieren. In de eerste plaats door de aanstaande onderwijzers en onderwijzeressen van scholen degelijk voor te bereiden voor het geven van zangonderwijs. Maar in de tweede en voornaamste plaats door de Volkszangschool, de stichting, de roem van Heyblom.
Door zijn onvermoeid werken was het mogelijk die school te brengen tot de hoogte waarop zij thans staat, en het onderwijs in den zang dat voor 25 jaar eigenlijk dien naam in Nederland niet verdiende zoo te ontwikkelen dat op dit oogenblik gezegd mag worden dat het in Rotterdam allergunstigst is.