Het Willems-Fonds heeft laten verschijnen Eenige Dagen in ons Bergland door August Gittée.
Te oordeelen naar de inleiding, heeft de schrijver zijn boekje bestemd voor studenten in vacantie. Jongelieden, slechts voor een paar dagen op reis, kunnen het inderdaad best zonder bagage stellen, maar andere toeristen durf ik gerust, op grond van eigen ondervinding, zulke ongegeneerdheid ontraden. Ten andere, reisgoed, wanneer 't zich maar niet voordoet in de gedaante van eenen koffer, levert nog zoo groot een ongemak of zooveel onaangenaamheden niet op! Hoemeer men van huis meeneemt, hoe beter men zich in den vreemde thuis gevoelt.
De lectuur van 't nette werkje heeft op ons den indruk gemaakt, dat Gittée's pen, zoo welbesneden voor artikelen van populair-wetenschappelijken aard, niet geschikt is voor reisbeschrijving. De heer Gittée bezit oogenschijnlijk te weinig verbeelding en geestdrift voor dit slag van litteratuur, om zijne lezers te boeien en tot het bezoeken der geschilderde steden en streken op te wekken.
Frans Van Cuyck.
In Januari 1893 zal verschijnen Van Nu en Straks, nieuw tijdschrift, met Cyriel Buysse, Emmanuël de Bom, Prosper Van Langendonck en Gust Vermeylen als redactie. Van Nu en Straks heeft een tweevoudig doel. Het wil vooral wezen: het tot nu toe ontbrekende tijdschrift der jongeren uit Zuid-Nederland, eene uiting van het willen en denken der laatsgekomnen, - zonder aesthetische dogmata, zonder school-strekking - een vrij voorhoede-orgaan gewijd aan de kunst van Nu, nieuwsgierig naar de kunst-nog-in-wording - die van Straks - hier en in 't buitenland. Die uitgave zal ook een werk vormen van boek-kunst, door kunstenaars stoffelijk verzorgd - onder leiding van Henry Van de Velde met medewerking van Henry De Groux, A.J. Derkinderen, James Ensor, Willy Finch, Marg. Holeman, Roland Holst, G. Lemmen, X. Mellery, C. Meunier, G. Minne, Thorn-Prikker, Jan Toorop, wijlen Vincent van Gogh, Théo van Rysselberghe, Jan Veth. Er moeten in het jaar tien nummers uitkomen van 32 bladzijden, 10 fr. voor België en 12,50 fr. voor het buitenland afleveringen op groot formaat fr. 20. - en fr. 25.-.
In de uitgaven van het Gezelschap voor vermenigvuldigende kunst is in de laatste dagen verschenen de 5e aflevering van Dr A. Rosenberg's werk: De Graveurs van Rubens. De tekst behandelt op grondige wijze drie voorname meesters uit de beroemde plaatsnijderschool van Rubens. Paulus Pontius, Boetius en Schelte a Bolswert, wier werken door eene menigte uitstekende afbeeldingen veraanschouwelijkt worden. Als platen zijn bij deze aflevering vier weergevingen van kopersneden van Paulus Pontius en twee heliogravuren van Christoffel Jegher en Hans Witdoek gevoegd. Het werk over de plaatsnijders naar Rubens zal met de twee aanstaande afleveringen voltooid zijn. Wij bevelen het ten warmste onze lezers aan.
Van het werk de Etskunt onzer dagen in Europa en Noord-Amerika, uitgegeven door het Gezelschap voor vermenigvuldigende kunst in Weenen, onder leiding van Dr Richard Graul is de vierde aflevering verschenen. (De 23e van de Geschiedenis der vermenigvuldigende kunst onzer dagen). Zij bevat het slot van Henri Bouchot's verhandeling over de Etskunst in Frankrijk en het begin der moderne Etskunst in Duitschland en Oostenrijk-Hongarië. De opsteller van dit laatste deel poogt voor de eerste maal de ontwikkeling en den tegenwoordigen toestand der Etskunst in de landen van Duitsche taal op degelijke wijze te schetsen. De tekst is rijk geillustreerd en bevat etsen buiten tekst van Paul Rajon naar Bonnat, C.A. Murray, J.C. Erhard, Franz Stuck, Henry Farrer, C.Th. Meyer-Basel.
Wij ontvingen onlangs eene dichterlijke boodschap uit het verachterde Limburg: Een nog jeugdige schrijver trad met eene verzameling volksliederen voor het publiek op; thans vernemen wij de inrichting van eene degelijke letterkundige maatschappij, die zich ten doel stelt de verspreide krachten der gouwe te vereenigen, en hare bezigheden jaarlijks in een schrift, het ‘Limburgsch Jaarboek’ te veropenbaren. Eene veropenbaring meenen wij de verschijning van dat boek waarlijk te mogen noemen. Zonder aan te dringen op de talrijke bijdragen der jeudige heidezangers (er zijn er meer dan men denken zou) die, op deze wijze, zonder kosten, noch moeite bij het publiek zullen ingeleid worden, zijn wij benieuwd kennis te maken met de beloofde studiën over de taal, die eigenaardige taal van het gewest, over de folklore der streek, waar Het Daghet zoo menig boeiend opstel over schreef, over de oude liederen die er nog in menigte gezongen worden, over Hendrijk van Veldeke en het onlangs uitgegeven Vondeliaansch Passiespel ‘De Menschwording van Christus’. Mannen van naam, binnen en buiten de provincie (wij noemen vooral Sauwen en Brans) geleiden den arbeid.
Omer Wattez.