Kroniek
Het museum der Hallepoort, te Brussel, is heropend. De porseleinen, het tapijtwerk, het pottenwerk en de meubelen, welke vroeger aldaar tentoongesteld waren, zijn overgebracht naar het museum van het gewezen Oefeningsplein. In het museum der Hallepoort zal voortaan niets anders tentoongesteld worden dan wapens en harnassen.
De hertog van Aumale heeft onlangs voor 300.000 francs van den heer Brentano te Frankfort, eene zeer fraaie reeks van 40 miniaturen aangekocht, door Jan Foucquet geschilderd voor hef getijboek van Estienne Chevalier, controleur-generaal van financiën onder de regeeringen van Karel VII en Lodewijk XI, en trouwen vriend van Agnes Sorel, de welbekende minnares van den eersten dier twee koningen.
Dat getijboek bleef ongeschonden tot op het einde van de vorige eeuw, als wanneer men er de miniaturen uit losmaakte om elke afzonderlijk te kunnen verkoopen, en alzoo meer geld er van te maken. En ziedaar hoe de laatste eigenaar van Jan Foucquet's miniaturen er achtervolgens zijn kunstkabinet mede kon verrijken.
Dezelfde kunstliefhebber blijft in het bezit van een ander kapitaal werk van Jan Foucquet, namelijk van een blad van een tweeluik, dat vroeger het koor van O.-L.-V. kerk te Melun versierde, en waarvan het andere blad in het Museum van Antwerpen berust.
Het paneel dat zich te Frankfort bevindt, stelt Estienne Chevalier voor, vergezeld van zijn patroon St. Stephanus. De in ons Museum aanwezige wederhelft vertoont de H. Maagd Maria met het kind Jezus en, vreemd genoeg, die Madonna is het afbeeldsel van Agnes Sorel! Zoo staat het in inkt op de achterzijde van het paneel aangeteekend, en de heer de Laborde heeft voldingend bewezen, dat die aanteekening waarheid zegt.
Hoe Jan Foucquet's schilderstuk uit de O.-L.-V. kerk van Melun is verdwenen en hoe de eene helft er van te Frankfort, de andere te Antwerpen is aangeland, blijft tot nog toe een onopgelost raadsel.
Ph.d.H.
Ten gevolge van opgravingen, welke Dr Schliemann had doen verrichten om den grafheuvel van Marathon te onderzoeken, was men gaan twijfelen of de overlevering wel eenigen grond had, die wil dat daaronder de manhaftige Grieken begraven liggen, die in den slag van Marathon glorierijk sneuvelden. Naar Dr Schliemann beweerde, was die grafheuvel eenvoudig een begraafplaats uit den vóórhistorischen tijd.
Nieuwe opgravingen, op last van het Grieksche staatsbestuur in 1890 aangevangen en in 1891 voortgezet, hebben, benevens heenderen en asch, talrijke fragmenten van vaatwerk aan den dag gebracht. De meeste dier vaten zijn van gemeen maaksel en behooren buiten twijfel tot het begin der vijfde eeuw. Enkele zijn ouder, zooals, onder meer, eene fraaie corinthische amphora, waarop, in eene reeks van horizontale banden, sirenen en panters, met hier en daar een menschenbeeld, zijn voorgesteld. Aan die amphora kan men, wel is waar, geen lateren datum toekennen, dan het midden der zesde eeuw (vóór Christus), doch het is zeer aannemelijk dat men eene, in deze of gene familie met zorg bewaarde kostbare oude vaas geschikt hebbe geoordeeld om de lijkplechtigheid op te luisteren van hen, die 's lands onafhankelijkheid ten koste van hun leven tegen de Perzen hadden gehandhaafd.
De jongste opdelvingen staven alzoo de volksmeening, dat de tumulus van Marathon de asch bedekt van de Atheners, gesneuveld in den gedenkwaardigsten veldslag, die ooit geleverd werd.
Ph.d.H.