Met dezen ondernam hij in de jaren 1879-80 eene kunstreis door Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië en kwam eindelijk in Frankrijk; daar leerde hij zijne vrouw kennen, toenmaals leerlinge van de gekende zangeres Viardot-Garcia, naderhand de eerste en trouwe vertolkster zijner talrijke liederen.
Als een muzikale Ahasverus, Europa doorkruisend, met eenen nog geringen voorraad gewrochten in den mars, wist hij zich overal nog al gunstig te doen gelden, en op 23jarigen ouderdom bood men hem reeds den maatstok aan in den Stadsschouwburg van Breslau. Daar werd de partituur geschapen voor den ‘Storm’ van Shakespeare; het werk beleefde er verscheidene uitvoeringen, waarna het den ronde deed van de voornaamste steden des vastelands. Men houdt het voor een zijner bestgelukte werken; de Gnomen-dans en vooral de Wilde Jacht, - Caliban's vervolging - schijnen mij zeer karakteristiek.
Met den gevoelvollen en dichterlijken Noorweger Edvard Grieg, woonde hij in den zomer van 1883 te Rudolstadt en werd weldra door Franz Liszt opgemerkt, welke toen in Weimar de Duitsche muziekbeweging leidde. Door toedoen van den beroemden toonkunstenaar werd Van der Stucken gelast met de inrichting van het jaarlijksch festival dat te Weimar door het orkest van het Groot-Hertogelijk Hoftheater gegeven werd. Het programma bestond uitsluitend uit werken van den jongen Vlaming. Onder andere meer, voerde men er uit zijne Storm-nummers, het symphonisch voorspel voor den William Ratcliff, van Heinrich Heine, en verscheidene fragmenten uit het lyrisch drama Vlasda, een poëma van den componist, naar men zegt. Die uitvoering deed de faam van den jeugdigen Antwerpenaar én als toondichter én als orkestmeester stijgen. De aanwezige gezaghebbenden als F. Liszt, Edv. Grieg, Edw. Lassen en Müller-Hartung, spaarden hem hunnen lof niet. Rond dit tijdstip verscheen er ook uit de pen van den genialen Edvard Grieg eene zeer gunstige recensie over Van der Stucken's liederen in das Musikalisches Wochenblatt, van Leipzig.
Toen gebeurde het dat de plaats van bestuurder der machtige kunstvereeniging ‘Arion’, van New-York, open viel (1884), en de Amerikanen, zich met fierheid herinnerende dat Van der Stucken het eerste licht van de Yankeesche zon ontvangen had, boden hem deze eervolle betrekking aan. Frank Van der Stucken stak den Oceaan over en sindsdien vervult hij er dit in aanzien staand directeurschap, dat gepaard gaat met het leiden van een machtig Mannenkoor.
Aan de concerten, door hem ingericht, wist hij de waarde van gebeurtenissen te geven, en onze overzeesche broeders danken aan Van der Stucken de eerste kennismaking met werken van meesters als Berlioz (De Trojaners), Beethoven, Brahms, Sgambatti (Symphonieën), Massenet (Les Erinnyes), B. Godard (Symphonie gothique), en van de Vlamingen Peter Benoit en Jan Blockx, waarvan verleden jaar nog de beroemd gewordene Milenka, te New-York uitgevoerd werd.
Wordt Van der Stucken terecht als dirigent geëerd, zoo hebben de Amerikanen nog meer waardeering voor de pogingen die hij deed tot het stichten eener jonge Amerikaansche school. Op welke basis de nationaliteit dezer muziek gebouwd is, is niet zeer duidelijk, als men denkt aan het weinig eigendommelijke van de Amerikaansche bevolking, welke toch maar bestaat uit eene heterogeene verzameling indringers en uitwijkelingen van zoo zeer verschillende afkomst. Wat er van zij, Van der Stucken is thans het erkende hoofd der muziekbeweging in Amerika. Met een twaalftal rond hem geschaarde componisten, tracht hij met een vloed van harmonie het land van zaken, aluminium en barnkracht gevoelig te maken voor de bekoorlijkheden der lieve muziek.
In 1887 bestuurde hij te Indianapolis het groot festival, door de vereenigde Amerikaansche componisten ingericht; en op de Wereldtentoonstelling te Parijs werd hij met de inrichting gelast van het concert aan werken der Amerikaansche school gewijd. Wij mogen denken dat de Parijzenaars het talent van Van der Stucken waardeerden, want korts daarop schonk men hem het lint van ‘Officier d'Académie.’
* * *
Zooals men ziet een bewogen leven, vol afwisseling, vooral rijk aan zonnige dagen. Zulk bestaan verruimde hem vroegtijdig den blik, deed hem eene sterke dosis levenservaring opdoen en stoffeerde zijnen geest met allerhande beelden uit de werkelijkheid, welke later, opgelost en verwerkt in zijne fantazij, tot het ontstaan van kunstwerk aanleiding moesten geven.
Men staat verwonderd, als men den jeugdigen ouderdom van Van der Stucken nagaat, en daarbij berekent hoe het gedurige reizen en inrichten van concerten hem tijd moet gekost hebben, dat hij toch nog zulk groot getal werken schiep.
Onmogelijk hier de volledige lijst daarvan mede te deelen. Noemen wij onder zijne voornaamste orkestwerken de hoogergenoemde Storm-muziek, het lyrisch drama Vlasda, zijn Feestelijke Optocht met het slotkoor Ecce quam bonum, dat een verbazend machtig uitwerksel heeft. Dan zijn Pagina d'Amore, zijn Feestmarsch in Es gr. t. en zijn Feesthymne voor mannenkoor en kopermuziek, door de ‘Arion’ in New-York op eene grootsche wijze uitgevoerd. Als bestuurder eener zangvereeniging, schreef hij verscheidene kooren, waaronder vooral bekend zijn: Wer nie sein Brod mit Thränen ass en Schön Hedwig, een Waldeslied, een Nachtlied en het in Duitschland en Amerika veel gezongene Frühlingsglaube. Meestal op Duitschen tekst, schreef hij een groot getal liederen.
* * *
Voor zoover ik durf voortgaan op de repetities en de uitvoering van enkele nummers op liet festival, schijnt het