Leone Leoni
Sculpteur de Charles Quint et Pompeo Leoni, sculpteur de Philippe II, par Eugène Plon. Eaux-fortes de Paul Le Rat. Ouvrage couronné par l'Académie des Beaux-Arts de l'Institut de France. Paris, Librairie Plon, 1887.
Onder de Fransche uitgevers, die ter gelegenheid van den Boekwezendag en van de Boekententoonstelling verleden zomer in Antwerpen verbleven, was er zeker geen belangwekkender persoonlijkheid dan die van Eugène Plon.

Het graf van Keizer Karel in het Escuriaal gebeeldhouwd door Pompeo Leoni, naar eene etsing van Paul Le Rat.
Aan het hoofd staande van een der grootste huizen van
boekhandel en boekdrukkerij is hij terzelfder tijd een spreker, die zelfs onder de glad
en radgetongde Franschen uitmunt. Gezond oordeel, goede smaak met een toets van humor kenmerken zijne redevoeringen, of liever - indien dit woord voor den man, te wellevend om blufferig te zijn, al
te hoogdravend klinkt - zijne gesprekken. Hij is daarbij een der eerste schrijvers zijns lands over kunstgeschiedenis. Zijne werken over Benvenuto Cellini en Thorwaldsen zijn lang gekend en hoog geschat. Zijn laatste werk is voor ons land van eenigszins naderliggend belang, omdat Leone Leoni beeldhouwer was van keizer Karel, in die hoedanigheid onze streken bezocht, en eenigen tijd te Brussel verbleef.
De heer Plon had voor de geschiedenis zijner twee helden het zeldzame geluk, genoeg brieven en andere oorkonden te ontdekken om er hunne levensbeschrijving uit op te bouwen, zich tevreden stellende deze bescheiden aan elkander door eenige toelichtingen te verbinden. Zij zijn dun gezaaid de kunstenaars, die zooveel geschrevens over hun eigen levensloop nalieten. Benvenuto Cellini met zijn eigen levensbeschrijving is, onder de ouderen, misschien de eenige die hen overtreft. Is het noodig te zeggen, dat de talentvolle schrijver en kunstkenner uit die bouwstoffen een werk optrok, dat onder de beste in het vak mag tellen die wij kennen? Volledigheid zonder overlading, wetenschap zondervertoon, goede smaak in het verhalen en beoordeelen, ziedaarzoovele goede eigenschappen van het merkwaardige boek.
Leone Leoni heeft niet alleen met Benvenuto Cellini de hoedanigheid gemeen, de meest volledige stoffen voor zijne geschiedenis te hebben achtergelaten; maar ook die van de meest opvliegende en ontembaarste kerel geweest te zijn, die de zoo woeste zestiende eeuw in Italië voortbracht. Cellini beschuldigt Leoni hem valschelijk aangeklaagd te hebben en een aanslag op zijn leven te hebben beraamd. Een goudsmid van den Paus, Pellegrino di Lauti, Duitscher van geboorte, Leoni iets in den weg gelegd hebbende, werd door deze zoo vreeselijk over het gezicht gekorven dat hij voor zijn levensduur een monster bleef gelijken. De woestaard werd veroordeeld om de rechter hand te verliezen; gelukkiglijk werd hij door tusschenkomst van een paar prelaten gered en alleen tot de galeien veroordeeld. Het jaar nadien was hij reeds vrij. Vier jaar later in 1544 geeft hij een boef last een zijner leerlingen, die met hem niet wilde terugkeeren, dood te steken. De aanslag mislukt, maar het slachtoffer draagt voor gansch zijn leven op zijn gelaat het lidteeken der wraak zijns meesters. Weer een paar jaren en hij wordt niet zonder grond verdacht valsche munt geslagen te hebben. In 1559 was hij in vijandschap geraakt met den schilder Tiziano, hij lokt verraderlijk dezes zoon naar Milanen en doorkerft hem met dolksteken, zoodat de man met moeite levend uit zijn handen geraakte. Korts nadien steekt hij te Genua een toren in brand terwijl een priester aan het luiden is, omdat het gerucht der klokken hem belet te slapen. De geestelijke werd haast levendig geroosterd in zijne kerk. Zoo was het karakter van den man; zijne kunst wist hem de gunst der grooten en door deze de straffeloosheid zijner enveldaden te verwerven.
Als kunstenaar was Leone Leoni zoo niet een volgeling van Michel Angelo dan toch een vereerder van den grooten meester. Hij is veel minder stout; hij ook heeft iets grootsch en heldhaftigs, maar blijft dichter bij de menschelijke waarheid. Is het de invloed, dien het hoogmoedige, stijfdeftige vorstenhuis van Oostenrijk op hem had, of werden hij en zijn zoon door keizer Karel en Philips II