Frans Keelhoff
Inzitting van 15 Juni 1890, besloot het gemeentebestuur van Antwerpen, met de geldelijke ondersteuning van het Staatsbestuur, voor het Museum dezer stad een landschap aan te koopen van Frans Keelhoff. Die schilderij, een gezicht uit de provincie Limburg voorstellende, wordt aanschouwd als een der verdienstelijkste gewrochten van den meester. Bij deze gelegenheid
![illustratie](_vla010189001ill0042.gif)
Frans Keelhoff
is het niet ongepast over den kunstenaar eenige bijzonderheden mede te deelen.
Keelhoff zag het daglicht op 2 Mei 1820, in het kleine dorp Neerhaaren, bij Maastricht. Van zijne teedere jeugd af toonde hij buitengewonen aanleg voor de kunst; hij was een geestdriftig bewonderaar van de schoonheden der natuur, en, zonder ooit eenig onderricht in de teekenkunde genoten te hebben, wist hij op zeer eigenaardige wijze de voorwerpen na te bootsen, die hem in zijne omgeving troffen. De ouders van den jongeling, bezorgd voor de toekomst van hun kind, vergden dat hij zijne wetenschappelijke studiën voleinden zou, alvorens hem toe te laten zijne ingeboren neiging te volgen. Ook nam zijn vader, die het ambt van ontvanger uitoefende, de meeste voorzorgen alvorens zijn zoon naar de Scheldestad te laten gaan. Hij beval hem aan bij Vader Mertens, den braven man die aan menig kunstenaar zoo uitstekende diensten bewezen heeft. Deze stelde hem voor aan zijnen vriend en bloedverwant, Gustaaf Wappers, bestuurder der Academie, alwaar de jongeling aangenomen werd. Verbazend waren de vorderingen, die hij, in deze voor hem nieuwe omgeving deed; pas vier-en-twintig jaren oud, verliet hij het Antwerpsch kunstgesticht om te Parijs, en later in Zwitserland en Italië zijne kunststudiën te gaan voortzetten en zijn talent te laten rijpen.
Niettegenstaande de bewondering, die hij koesterde voor de werken der groote meesters dier landen, bleef Keelhoff een getrouwe voorstander der Vlaamsche School, en al heeft hij weleens, en niet zonder verdiensten, gezichten uit Italië op het doek-gebracht, toch beminde hij bovenal de schilderachtige landschappen van zijnen geliefden geboortegrond, die hij met zooveel geestdrift als treffende waarheid weergaf. In zijn vaderland teruggekeerd, zond Keelhoff een landschap naar de Brusselsche tentoonstelling van 1860, waarmede hij de gouden medaalje wegdroeg. In 1866 werd hij met het kruis der Leopoldsorde vereerd.
Keelhoff beoefende zijne kunst als ware liefhebber. Geld, noch ijdele eerbetuiging heeft hij nimmer nagejaagd: dit, gevoegd bij zijne groote bescheidenheid, is oorzaak dat hij in de kunstwereld niet meer gekend werd. Niet gretig naar eene talrijke omgeving, beperkte hij zijne betrekkingen tot eenen kring van vrienden en leden zijner familie, waaraan hij van harte verkleefd was. Begaafd met eenen fijnen, eenigzins sceptieken geest, is hij oprecht met het schoone ingenomen, terwijl zijne veelzijdige ontwikkeling hem boven alle partijschap en vooringenomenheid stelt. Hij heeft nooit voor zich iets gevraagd, en is ook nooit iemand te voet gevallen; hij heeft alles zien gebeuren zonder wrok, maar ook zonder zich te laten bedriegen door valschen schijn. Geen kunstenaar beoefende zijn vak met meer ingenomenheid en voorliefde dan Keelhoff. In zijn geboortedorp, waar hij sedert eenige jaren teruggekeerd is, arbeide hij ieverig voort tot op het oogenblik dat eene smartelijke ziekte zijne hand, die zoo menig verdienstelijk kunststuk voortbracht, met verlamming sloeg! Hoe diep hij zich door dit treurig ongeval ook getroffen voele, toch heeft hij zijn vroom en vriendelijk gemoed behouden te midden van zijnen huiselijken kring, waar hij vrede en geluk doet heerschen. Hij had onlangs den wensch uitgedrukt eene zijner beste schilderijen in het Antwerpsch Museum te zien plaatsen; zijn wensch is nu vervuld, en zijne vrienden en bewonderaars zijn gelukkig alzoo eene zijner werken als openbaar eigendom voor de geschiedenis der Vlaamsche Kunst te zien bewaard blijven.
De oogen zien niets, wanneer het hart niet met hen ziet.
Konink Stanislas.
Zich boven het werkelijke verheffen en tevens binnen de grenzen der stoffelijke volmaaktheid blijven, ziedaar wat de kunstenaar doen moet.
Schiller.