te Zaandam, naar Wappers, en de Dertigdaagsche zielemissen van Bartel de Hase, naar Leys.
We moeten bekennen, dat zoomin de eene plaat als de andere ons teenemaal voldoet, er evenwel bijvoegende, dat de wijze van weergeven den goeden wil des graveurs in den steek moest laten; het zijn inderdaad twee stukken, waarvan de schilderachtige opvatting de vertolking bij middel van het graveerijzer juist niet vraagt. Indien het toegelaten is, de Zielemissen van Leys voor het meesterstuk van zijnen maker te houden, dan werd er heel wat anders gevergd dan de methodische plaatsnede van onzen tijd, om zijne menigvuldige fijnheden weer te geven, en zekere onvolmaaktheden van den vorm (overigens, zoo ruimschoots vergoed door de diepte van het gevoel) te bewimpelen. Michiels zou het ongetwijfeld als eene tekortkoming aan zijne taak hebben beschouwd, etsing en gravuur ondereen te mengen, en die goede trouw is niet in 't voordeel van zijn werk geweest, zijnde voor den plaatsnijder het zoo volledig mogelijk vertolken van al de kracht en 't leven des schilders de grootste moeilijkheid.
Wij hebben meer dan eens gezien, hoe eene zekere minachting, waarop voorheen de mengeling der werkwijzen onthaald werd, kwaad deed aan het succes der gegraveerde platen, en juist Demannez, met zijn prent van Erasmus' werkkamer, naar Leys, was er het slachtoffer van.
Wappers had eerst tot graveur Lhérie, die zijne werken uitstekend weergaf in de zwarte manier, en Verswijvel, die een ruimer gebruik maakte van de aquatinta en er in gelukte, de gewrochten des schilders met veel glans weer te geven. - De Peter de Groote geeft, ondanks hare ernstige hoedanigheden, den maatstaf niet van het talent van Michiels. Daarentegen bekomen wij dien, en in een hoogen graad, met de groote plaat van de Kruisrechting, naar Rubens, werk dat, alles bijeengenomen, beschouwd moet worden als het meesterstuk, het Capo d'opera van zijnen schepper.
Die plaat, eene der grootste, welke men in België gemaakt heeft, - zij meet niet minder dan 85 centimeters op 65 - was door Corr ontworpen om tot tegenhanger te dienen van de Kruisafdoening, in schets gebleven, en welke Franck gelast werd te voltooien voor de maatschappij van Schoone Kunsten. Het valt niet te loochenen, dat van de twee prenten die van Michiels het van de andere wint zoo door kracht van toon als door zuiverheid van lijn, kortom, door al de vereischte hoedanigheden eener goede gravuur.
Het verdient opgemerkt te worden, dat het grootsche doek van Rubens tot dan toe nooit naar het origineel gegraveerd werd. De groote en schoone plaat van Witdoeck, gesneden onder het toezicht zelf van den meester, werd gemaakt naar eene verkleinde kopij in grauwschildering, opzettelijk gemaald om den graveur tot model te dienen. Michiels moest zelf zijne effecten trachten te vinden, en men moet erkennen, dat de aangrijpende opvatting van zijn model op de plaat is overgegaan, met behoud eener kracht van uitdrukking, die waarlijk bewonderensweerdig mag heeten, en eener afwisseling van tonen, volkomen die van de schilderij.
Een aardig feit, waard gekend te wezen, is, dat sommige photografieën, welke verkocht worden als getrokken naar het tafereel uit de hoofdkerk, niet anders zijn dan afdrukken van de prent van onzen graveur, zeer waarschijnlijk buiten zijne weet gemaakt.
De artist wenschte niet beter dan zijn werk te volledigen door de uitvoering der luiken, en het is zeer te betreuren, dat er aan zijn verlangen geen gevolg gegeven is. Zoodoende zouden wij heel de verzameling bekomen hebben van de krachtige figuren, ontstaan in de reuzenverbeelding van Rubens: de ridders en de schreiende vrouwen, welke gerekend worden tot de heerlijkste scheppingen van zijn penseel.
Michiels, zeer weinig speculant van aard, was niet kwistig met zijn talent noch met zijne gewrochten. Tusschen zijne werken bevinden zich platen, welke het publiek om zoo te zeggen niet gekend heeft. De Afschaffing der Slavernij, naar Pauwels, vertrok naar Amerika bijna zonder spoor bij ons achter te laten; het portret van De Keyser, plaat, door het leeraarskorps der Academie besteld bij het ontslag van zijnen bestuurder, werd slechts op een onbeduidend klein getal exemplaren getrokken en nooit te koop gesteld; het portret van burgemeester L. de Wael, naar Delin, is nauwelijks beter gekend; het portret van lord Frederik Cavendish is het in 't geheel niet; nochtans telt het, te zamen met de vorige werken, tusschen de ernstigste voortbrengselen van dien aard, in België verschenen. De beeltenis van De Keyser is getoetst met buitengewone knapheid en zal eenen duurzamen rang behouden in de geschiedenis der Antwerpsche graveerkunst.
De laatste van Michiels' groote platen zag het licht in 1888, op last van de Maatschappij tot Aanmoediging der Schoone Kunsten. Zij geeft eene schilderij van Verlat weer: De Moeder van den Messias, en werd door het publiek met echte voldoening ontvangen.
Tegen het einde zijner loopbaan legde Michiels zich bij voorkeur toe op de sterkwaterplaat. Reeds in 't jaar 1861 had hij met goed gevolg den Marino Faliero van De Keyser geëtst, meegedeeld door de Vlaamsche School; maar dit was slechts een vluchtig werk en overigens behandeld in den aard van de gravuur. Toen, twintig jaar later, nieuwe etsen het licht zagen onder den naam van Michiels, waren zij gekenmerkt door eene vrijere hand, en, vooral wat het portret betreft, verdienen zij doorgaans de goedkeuring der kenners. Het portret der Gravin van Vlaanderen, dat van H. Schaefels, behoorende tot de verzameling der maatschappij van Antwerpsche etsers, worden onder de beste platen van den artist gerekend en laten verre achter zich de reproductiën, die hij heeft willen geven van de muurschilderingen van Leys in het stadhuis van Antwerpen. De bewerking dier platen is veel te schraal; de wijze te eentonig, en vooral de modeleering te onzeker om een juist