Kunst- en letternieuws
Onlangs verscheen te Leipzig, een werk van Friedrich Sarre, te Berlijn: Beiträge zur Mecklenburgischen kunstgeschichte, dat voor onze geschiedenis en bijzonderlijk voor onze kunstgeschiedenis veel belang oplevert: In de eerste plaats behandelt de schrijver den bouw van het zoogenaamde Vorstenhof te Wismar (1552-55), en voorts de daarmede verwante gebouwen in Mecklenburg uit het tijdvak van omstreeks 1550 tot 1575. Het eigenaardige karakter dezer bouwwerken bestaat in het rijke gebruik, dat daarbij van versierde vormsteenen gemaakt is. Tafereelen uit de gewijde en ongewijde geschiedenis, uit de fabelleer, ook portretten en vooral de rijkste renaissance-ornamenten komen daar in gebakken steen of terracotta's voor. De heer Sarre heeft voor het eerst het verband tusschen de verschillende gebouwen en den in den invloed van in- en uitheemsche werkkrachten aangewezen. Hij vindt daarbij herhaaldelijk gelegenheid op verwante Nederlandsche werken te wijzen, als het beroemde altaar van Hal bij Brussel, het huis van Maarten van Rossum te Bommel, eene epitaphium te Arnhem en andere.
Het tweede gedeelte van Sarre's werk bestaat uit eene lijst van kunstenaars, die omstreeks 1550-1600 in Mecklenburg werkzaam waren. Voor een goed deel zijn deze door den schrijver voor het eerst uit het stof der archieven te voorschijn gehaald. Onder hen vinden wij een groot aantal Nederlandsche namen. Zoo komt tusschen 1561 en 1598 een Peter Bockel uit Antwerpen voor, die in de slotkapel te Schwerin schildert, portretten voor den hertog levert, stukken uit Nederland importeert en wat dies meer zij. Een Philippus Brandin uit Utrecht wordt tusschen 1563 en 1594 vermeld; hij woont te Wismar en werkt met niet minder dan 14 gezellen, onder welke een Gert en Hans van Utrecht stellig Nederlanders zijn. Als werken van hem worden genoemd eene uitdrijving uit het Paradijs, een doop in den Jordaan, een graf voor hertog Burwin en vele andere die gedeeltelijk nog bewaard zijn en zich in den dom te Güstrow bevinden. Conrad Floris uit Utrecht (1563-67) is eerst onder Brandin werkzaam, later is hij zelfstandig. Eindelijk willen wij nog den portretschilder Cornelis Krommeny vermelden, die van 1576-98 als hofschilder te Güstrow woont en om de curiositeit hieraan de mededeeling toevoegen, dat een Antonio Moro in 1561 een orgel voor den dom te Schwerin leverde.