Het festival te Ieperen
Gedurende meer dan drie weken werd er in Zuid-Vlaanderen schier van niets anders gesproken dan van het groote festival dat te Ieperen op 10 Oogst zou plaats hebben. Daar de stad Poperinge op denzelfden dag ook een festival geven wilde, had de politiek zich in de de zaak gemengd. In Ieperen evenmin als in Poperinge had men geene moeite gespaard om zooveel harmonies, fanfaren en koormaatschappijen op te rapen als maar eenigszins mogelijk was.
Wat het getal medewerkende genootschappen betreft, moet het feest te Ieperen, best gelukt heeten. Niet min dan acht-en-negentig korpsen hadden zich laten inschrijven en zeer weinige waren aan hunne beloften te kort gebleven; de stoet was buitengewoon lang en vertoonde de meeste verscheidenheid; eenvoudige boerenmuzieken in burgerkleeding, deftige koormaatschappijen met den glimmenden zijden hoed, pompierskorpsen met den koperen helm, Fransche vereenigingen in 't blauw laken gedost, liefhebberskorpsen met den képi voor alle herkenningsteeken en andere, zooals de korpsen van Poperinge, Meenen, Rijsel, enz. in volledig feesttenue.
Er waren niet min dan acht kiosken opgericht en van 4 uren des namiddags tot laat in den avond wisselden harmonies, fanfaren en koren elkander daar af. Voorwaar indien de Ieperlingen nu nog durven klagen dat zij niet genoeg hebben hooren spelen en zingen, dan zullen ze nooit kunnen bevredigd worden. Aan ieder genootschap werd, onmiddellijk na het optreden een herinneringsmetaal geschonken dat onder luide bravo's aan het eerbiedwaardige vaandel werd vastgehecht. Zoo geschiedde het op de Groote Markt waar de voornaamste en talrijkste korpsen zich lieten hooren en zoo geschiedde het ook op de andere kiosken, hier evenwel met min geestdrift, want menig korps vond in de meer afgelegen wijken geene andere toehoorders en bewonderaars dan de geburen.
Om 11 ure 's avonds was alles gedaan en 's anderendaags werden de premie's van zooveel en zooveel honderd franken door het lot onder de deelnemende maatschappijen verdeeld.
Er was in Ieperen maar éene stem om te zeggen hoe schoon dat alles was, hoe goed alles was afgeloopen en hoeveel volk er was naar de stad gestroomd. Er was echter nog een punt, dat bij dergelijk feest wel had mogen besproken worden: welk nut had dit feest opgebracht?
Wanneer alzoo een groot muziekfeest wordt ingericht, zou men allicht denken dat zulks geschiedt met het doel de kunst te bevoordeeligen, en bijv. de muziekmaatschappijen aan te wakkeren om iets degelijks in te studeeren en dat alsdan in zijne uitvoering door iedereen te laten bewonderen. Daarvan werd geen enkel woordje gesproken: het eene stuk na het andere werd uitgevoerd en toegejuicht met min of meer warmte, naarmate het korps talrijker of schooner gekleed was of meer vrienden onder de omstanders telde. Eene koormaatschappij, samengesteld uit een dertigtal zangers, werd nauwelijks opgemerkt en wij zouden haast durven zeggen dat zij meer recht had op toejuichingen dan menige rijk gecostumeerde maatschappij.
Over 't algemeen waren de stukken dezelfde, die men in alle festivals ten gehoore bekomt en de uitvoering gewoonlijk zeer alledaagsch; alleen een paar genootschappen verdienen dat aan die algemeene beoordeeling eene uitzondering gemaakt worde. Den grootsten bijval bekwamen het korps van den heer Van Merris van Poperinge en een Fransch muziekkorps; het meest echter werd een Rijselsch korps toegejuicht samengesteld uit zeer netjes gekleede heeren met jachthorens: 't schetterde verschrikkelijk, 't was doodelijk eentonig, maar 't had groot succes: 't was nog schooner dan Van Merris, werd er gezegd.
Nu om al dien bijval bekommerden zich het grootste getal der korpsen zeker bitter weinig: voor het trommeltje met de premieloten waren toch allen gelijk. Het lot toonde dan ook dat het met al dat ‘succes’ weinig te maken had en schonk de hoogste premie aan... Pont-à-Nieppe, de tweede aan eene liefhebbers-koormaatschappij van Gent.
De hoogergestelde vraag is dan ook gemakkelijk te beantwoorden: Er is verschrikkelijk gerucht geweest; er is veel geld verteerd; de inrichters hebben wat populariteit opgedaan - en zijn zeer tevreden. Voor het overige heeft men er weinig aan gedacht in hoe verre de kunst zelve daarbij in rekening kwam; dat was ook het allerkleinste puntje!!
Iets echter heeft velen getroffen: er waren vele maatschappijen uit Frankrijk opgekomen en, waarschijnlijk te hunner eere, was het feest zoodanig ingericht dat men zich in eene Fransche stad zou gedacht hebben. Fransche kleuren in overgroot getal en Marseillaise's zonder einde; wij zagen een huis dat geheel met Fransche kleuren versierd was en overal, tusschen de vensters, de R.F. (république Française) droeg.
Waarlijk, de Vlaamsche beweging moet te Ieperen al heel weinig aanzien hebben om niet te kunnen beletten dat de sympathie voor Frankrijk zoo op de daken uitgekaaid worde.
Meenen, Oogst 1890.
A. Vermast.