De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1890)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 27]
| |
Twee drukkersmerken van Christoffel PlantijnVan in de eerste dagen na het ontstaan hunner kunst namen de drukkers de gewoonte aan de voortbrengselen hunner persen te onderteekenen met hun merk. De eerste Latijnsche Bijbel met jaartal, die van Joannes Fust en Petrus Schoiffher, Mainz 1462, draagt beider wapenschilden aan een afgesneden boomtak opgehangen. Gedurende de latere jaren der xve eeuw vinden wij in de boeken der drukkers van alle landen merken, die, gaandeweg, meer ingewikkeld en rijker versierd worden. In stevigen, breeden trant doen zij, op eenvoudige, maar kruimige wijze, de hoofdzaak van het gekozen onderwerp uitkomen. Door die hoedanigheden en door iets ouderwetsch voor ons oog verraden die kunstwerkjes al dadelijk hunne verwantschap met den gothieken stijl. De xvie eeuw, de eeuw van het zinnebeeld en van de aanvallige en rijke sieraadteekening, was het tijdperk van den bloei der drukkersmerken. Elk printer bezat er een, velen bezigden er verscheidene, allen wedijverden met elkander in schrandere vinding en smaakvolle uitvoering, In de xviie eeuw duurt het gebruik der merken voort. maar zij verliezen veel van hunne fraaiheid. De vroegste renaissance was dol verliefd op keurige teekening, op overvloedige en speelsche sieraden, de latere wordt immer nuchterder en armoediger. In de xviiie eeuw gaat het gebruik der drukkersmerken verloren en in de onze worden zij niet meer aangewend, tenzij als handelsmerken. Boekdrukken, van eene kunst als het was in de eerste tijden, werd meer en meer eene nijverheid en de mannen van het vak lieten zich dan ook minder van hunne werken voorstaan dan hunne voorgangers. Zij achtten onnoodig door de kunst eenigen luister bij te zetten aan een arbeid, die naar hunne opvatting niet hooger stond dan die van een gewoon ambachtsman. Maar in de jaren van zijnen bloei leverde het drukkersmerk stof tot honderden sierlijke samenstellingen. De oudste, die gewoonlijk nog al groot zijn, treft men aan op de laatste bladzijde van het boek, de jongere versieren den titel. Zij zinspelen op den naam van den drukker, op zijn voornaam, op zijn uithangbord of op zijne spreuk. Zoo heeft de boekhandelaar Michel Jove van Lyon een merk, waarin men Jupiter ziet, die, met den bliksem gewapend, op zijn arend de wolken doorklieft; de spreuk luidt: A Jove cuncta juvant. Hugo de la Porte heeft een man, die eene halve deur op den schouder en eene andere onder den arm draagt, met de leus: Libertatem meam mecum porto. Jacques du Puys van Parijs had een verrukkelijk fraai merk, waarin Christus met de Samaritaansche vrouw bij een waterput was afgebeeld. Galliot du Pré van Parijs voerde in zijn schild eene galei, die van haar hoogsten mastentop de woorden: Vogue la Gallée, liet wapperen. De Bellaerts's van Antwerpen hadden voor spreuk: Belli ars togae cedat. Roelant van den Dorpe, de Antwerpsche drukker, draagt een Roelant die op zijn horen blaast. Abel l'Angelier van Parijs, koos een Abel, die den Heer een offer brengt, dat door een engel gunstig wordt aanvaard. Govaart Back woonde te Antwerpen in 't Vogelhuijs, en droeg in zijn wapen eene vogelkooi. Birckmann van Keulen en Antwerpen en Cavellat van Parijs, hadden eene vette hen voor uithangbord en voerden die ook in hun merk. De meeste der zinnebeelden maakten de spreuk der drukkers aanschouwelijk: zoo die van Plantijn, van Estienne, van Elsevier en honderd andere. Dat de verklaring niet immer gemakkelijk te vinden is, begrijpt men allicht. Indien Plantijn zelf niet ergens de beteekenis van zijnen passer, die op eenen punt steunt en met den anderen draait, gegeven hadde, is het niet zeker of iemand het raadsel hadde opgelost. Een der gelukkigst gevonden zinnebeelden, door geen mindere dan Petrus Paulus Ruitens geteekend, is het merk van Meursius van Antwerpen. De spreuk luidt: Noctu incubando diuque. In het midden ziet men een ovaal vak, waarop eene hen is afgebeeld, broeiende op hare eieren (incubando); links Minerva met haren uil, zinnebeelden van wijsheid en nacht (noctu); rechts Mercurius en een haan, zinnebeelden van handel en dag (diu). In het bovendeel eene antieke lamp, zinnebeeld van het licht, verspreid door de drukpers; in het benedendeel de trompet der Faam, en de slangenstaf van Mercurius; het alles verbonden met het vernuft, den genialen teekenaar eigen. Het laatste voorbeeld bewijst, hoe mannen van den grootsten naam in dien tijd het niet beneden zich achtten bijdragen voor de Kunstnijverheid te leveren. Dat dit werk verre boven het gewone peil staat spreekt van zelf. Maar onder de overige zijn er dan toch nog tal van liefelijke vindingen. Zoo dat van Jacques Junte te Lyon; eene lelie tusschen twee engelen; de reeds genoemde van Jacques du Puys en van Hugues de la Porte; dat van Mylius van Straatsburg, een leeuw die eene kolom torscht; de drie Koningen van Guillaume Eustace; dat van Jehan le Royer, een heele schilderij; dat van Jehan Barbé; dat van Barthélemy Honorat, eene hand, die uit eene sierlijke vaas water op bloemen giet met de spreuk: Poco a Poco. Evenals vele andere werd dit laatste, bijzonder fraai zinnebeeld door verscheidene drukkerijen gebezigd, die het aan Honorat ontleenden. Wij vinden het weder bij Lynscier van Parijs en bij een boekhandelaar onzer dagen. | |
[pagina 28]
| |
Zoo ook vinden wij den anker der Aldi met den dolfijn weder bij Jehan de Channey van Lyon en bij Cardif van dezelfde stad. De hazewinden van Damiaan Hichman van Parijs, vinden wij bij de van Ghelen's van Antwerpen weder. De vechtende zwanen van Sebastien Nivelle bij Nutius van Antwerpen. De passer van Plantijn bij de Launay van Rouanen, bij Soubron van Lyon, bij Bellere van Dowaai, bij Billaine en bij Martin van Parijs, bij Jackson van Londen. De drukkers handelden met hun merk als de edellieden met hun schild. Zij koppelden of versmolten ze met elkander. Toen Plantijn in 1573 de Decretales Gregorii gezamenlijk met de weduwe van Jan Steelsius en Philippus Nutius uitgaf, hing hij dezer beiden schilden aan de takken van zijnen passer. Toen Gillis Beys, de schoonzoon van Plantijn, zich als drukker vestigde, plaatste hij boven zijne lelie met de spreuk: Casta placent superis den passer van zijn schoonvader met dezes spreuk: Labore et Constantia. Laurent Sonnius zette den passer van Plantijn boven het schip van Parijs in zijn merk, omdat zijn huis de Plantijnsche drukkerij te Parijs vertegenwoordigde. Onder de drukkerijen onzer gewesten onderscheidde zich verre boven al de andere de Plantijnsche, door het getal en door de sierlijkheid harer merken. De heer ridder Gustave van Havre, de beschrijver der Antwerpsche drukkersmerken, geeft de afbeelding van niet minder dan 114 verschillende merken voor Plantijn en zijne opvolgers vervaardigd. Van deze vinden wij er 101 gebezigd in boeken, de overige zijn in hout- en kopersneden aanwezig in het Museum Plantijn-Moretus. Het oudste merk der Plantijnsche drukkerij, het merk ‘met den hovenier’ genoemd, werd alleen gebezigd in 1555, het jaar waarop Plantijn zijne werkplaats opende, en in 1556. Het verbeeldt een hovenier, die de wilde takken snoeit, welke aan den voet van den stam eens booms uitschieten. Rond het ovaal, waarin dit zinnebeeldig figuur staat afgebeeld, leest men het opschrift: Exerce imperia et ramos compesce fluentes. Het tweede diende in 1556 en vertoont een wijngaard, die zijn ranken rond eenen drogen stam slingert. Over den wijngaard is een band gewonden met de woorden: Christus vera vitis. Het derde en eigenlijke Plantijnsche drukkersmerk, dat welk wereldberoemd is geworden, bestond in de eerste jaren na 1557 uit eene hand, uit eene wolk te voorschijn komende en een passer houdende, die op den grond of op eene tafel eenen halven kring trekt. Rond dit zinnebeeld leest men de woorden: Labore et Constantia. Te rekenen van 1562, zien wij in het ovale medaillon nevens den passer twee zittende figuren verschijnen: een man met eene hak in de hand (Labor) en eene vrouw in een boek lezende (Constantia). Tien jaar later worden de twee figuren buiten het ovaal geplaatst en houden het medaillon met den passer vast; zij worden dan een landbouwer met eene spa en eene vrouw met een kruis in de hand. Dit motief doet dienst tot in 1621; alsdan worden de houders van het schild vervangen door een Hercules met de knods (Labor) en eene vrouw, die met de eene hand op een voetstuk leunt (Constantia). Verscheiden der merken, waarin deze personnages voorkomen, werden door Rubens geteekend. Algemeen bekend zijn deze merken der Plantijnsche drukkerij. De twee, welke wij afbeelden, zijn dit echter niet, daar zij nooit op eenig boek gedrukt werden. Het eerste is op koper gegraveerd door een plaatsnijder, die rond 1575 werkte, wellicht een der gebroeders Wiericx. In het gemelde jaar werd een afdruk van dit merk, de eenige misschien, die er van getrokken werd tijdens het bestaan der drukkerij, in een Inventaris van den alm geplakt. Het stelt de hand voor, die met den passer een halven kring beschrijft op eene tafel. Deze passer was een eerste zinnebeeld van de spreuk des drukkers. De draaiende punt van den passer verbeeldde het Werk (Labor); de staande, de Standvastigheid (Constantia). De landbouwer met de spa en de vrouw, die den reepel met het opschrift Labore et Constantia vasthouden, verpersoonlijken dezelfde denkbeelden. Het tweede is een drukkersmerk op een houten plaat geteekend, maar niet gesneden; het werd nimmer op hout noch op koper uitgevoerd. Het stelt de hand met den passer voor in eene omlijsting, waarin bovenaan twee onderwerpen uit het leven van den boekhandelaar worden afgebeeld: een geleerde, die een boek leest op de toonbank, en een heer, die een boek komt koopen. In het middendeel der lijst is aan weerskanten een boek aan eene koord met kwispel opgehangen. In het onderdeel ziet men werktuigen van drukker en correcteur. Beide stukken zijn geteekend in het laatste derde deel der xvie eeuw; de kunstenaar is waarschijnlijk Pieter van der Borcht, die gewoonlijk door Plantijn voor zulk werk gebezigd werd. De koperen plaat, zoowel als de teekening op hout, maken deel der verzamelingen van het Museum Plantijn-Moretus te Antwerpen. Beide drukkersmerken behooren tot de grootste en de fraaiste, die ooit in onze gewesten of daar buiten werden vervaardigd; beide waren bestemd om te prijken op de werken der beroemdste drukkerij, die ooit in de Nederlanden bestond; beide leveren uitstekende staaltjes van den keurigen smaak vollen Renaissance-stijl der xvie eeuwGa naar voetnoot(1). Max Rooses. ![]() |
|