Kroniek
Brussel. De Minister van het Inwendige en van het Openbaar Onderwijs heeft een omzendbrief gezonden aan al de kerkfabriekraden van het land, waarin de voorwaarden bepaald worden, onder welke alleen toelagen zullen vergund worden voor herstellingswerken uit te voeren aan de gebouwen van den eeredienst. In den loop der beraadslagingen in de Kamer, waar een crediet van 100.000 fr. werd gestemd voor deze toelagen, werd uitdrukkelijk verstaan, dat deze slechts zouden toepasselijk zijn op werken, uitgevoerd in kerkgebouwen, hebbende een monumentaal karakter, en die zelve van artistieken aard zijn zouden. Bijgevolg zullen voortaan de kerkraden alleen gevolg zien geven aan hunne vragen, indien zij, tot staving ervan, stukken en dokumenten mededeelen, die bewijzen dat aan dezen dubbelen eisch voldaan is. Wij kunnen, met het oog op de belangen der kunst, niet anders doen dan volmondig dit besluit toejuichen.
Oostenrijk. Het Gezelschap voor vermenigvuldigende Kunst in Weenen, liet dezer dagen de 17e aflevering der Graveerkunst onzer dagen, verschijnen. Zij bevat het einde der geschiedenis der kopersnede in Duitschland en Oostenrijk-Hongarië, door Muther, en het begin der kopersnede in België, door Henri Hymans. Evenals de voorgaande onderscheidt zij zich door den rijkdom en de kunstwaarde der platen. L. Jacoby leverde er in zijne gravuur naar de Aanbidding, van Filippo Lippi (in het Museum van Berlijn); Büchel, eene plaat naar Feuerbach; Thäter, eene brok uit zijne groote gravuur ‘Ritter Curt's Braùsfahrt,’ van Schwind; J. Linder, Het portret van Rubens, door hem zelve uit het Belvedere, en eindelijk J. Bürger, eene voortreffelijke afbeelding der Violante, van Palma Vecchio. Buiten deze platen bevat de aflevering nog eene heliographie, naar eene plaat van Laguillermies, (portret door Antonello van Messina in den Louvre). Ook in den tekst bevinden zich kopergravuren.
Spanje. De schilderijen-verzameling der Hertogin van Pastrana, welke deze dame het Museum te Madrid ten geschenke aanbood, kon door het bestuur van dat Museum niet aanvaard worden. Bij de schenking is nl. als voorwaarde gesteld, dat de 225 schilderijen, grootendeels van oude Nederlandsche, Duitsche, Italiaansche, Spaansche en Napolitaansche meesters, alle bij elkander in bijzondere zalen bewaard zouden worden, en aan die voorwaarde kon niet worden voldaan. Er zijn in de verzameling-Pastrana wel verscheidene meesterstukken: van Rubens, Van Dyck, Teniers, enz., maar ruim twee derden van de stukken zijn niet waardig gekeurd, om opgenomen te worden in het Museo de Pinturas, dat eene verzameling van meesterstukken moet blijven en niet op volledigheid, betreffende de verschillende scholen, aanspraak maakt. Thans zal de schilderijen-verzameling waarschijnlijk verkocht worden.