De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Edward DujardinDe kunstschilder Edw. Dujardin, wiens welgelijkend portret in een der vorige jaargangen van de Vlaamsche School voorkomtGa naar voetnoot(1), overleed op Dinsdag 21 Mei, ten 4 ½ ure 's morgens, in zijne woning, Gummarusstraat, nr 37, na eene onpasselijkheid, die niet langer dan acht dagen heeft geduurd. Op 30 November 1817 te Antwerpen geboren, had hij dus den ouderdom van 71 jaren 5 maanden en 21 dagen bereikt. Zijn vader, een metsersbaas, wilde zijnen zoon, nadat deze bij meester Vercammen, te Borgerhout, het eerste onderricht had genoten en bij meester Delin onderwijzer was geweest, op 14jarigen leeftijd, in zijn vak opleiden, maar dewijl de jonge Edward daartoe geene neiging aan den dag legde, werd hij op het goudborduren gedaan. Dit beviel hem zoomin als de metsersstiel, en hij kreeg het eerst naar den zin, toen hij bij den huis- en sieraadschilder H.R. Schaefels, in de leer werd gezonden. Hij verbleef ongeveer drie jaren in dit werkhuis, en woonde intusschen vlijtig de teekenlessen bij van de Koninklijke Academie, waar hij, in 1835, den 1n prijs behaalde in de klas van teekenkunde naar het antiek, en in 1837, den 2n voor de teekening naar het levend model. Wat Hendrik Conscience, in Hoe men Schilder wordt, van zijn eerste streven vertelt, is onder het volk tot eene legende vergroeid. Waarheid en verdichting gaan daarbij hand aan hand; zelfs voert de verdichting er doorgaans den boventoon. De schrijver heeft aan zijne inbeelding den vollen teugel gevierd en de toestanden sterk romantisch gekleurd, ten einde op het gemoed zijner lezers indruk te maken. Dujardin zelve had dit boekje op grillige wijze geïllustreerd, en de jonge artisten maakten het spoedig ruchtbaar, dat daarin zijne eigene lotgevallen werden verhaald. Waar is het, dat Dujardin, van baron A.J. de Pret, geldelijken onderstand heeft ontvangen, van 1836 tot 1838. Zijn kunstlievende weldoener stierf in dit laatste jaar. Zijn vader verloor hij omtrent tegelijker tijd; deze kwam op eene noodlottige wijze om het leven: op zekeren vooravond, bij een fellen plasregen, te huis komend, zag hij dat het water over de dakgoot plaste; hij klom op het dak, om daaraan te verhelpen, maar door de gladheid verloor hij het evenwicht, viel op de straat, brak den bil en stierf aan de gevolgen zijner wonden. Dit waren twee zware slagen voor den jongen schilder; maar in dit zelfde jaar 1838, viel hem ook een geluk te beurt. De Gentsche maatschappij tot aanmoediging van Schoone Kunsten, had eenen prijskamp voor genreschildering uitgeschreven. Het opgegeven onderwerp was Aalbrechts en Isabellas bezoek in het werkhuis van Rubens, ter bezichtiging van de Kruisafdoening. Dujardin behaalde den uitgeloofden prijs van 500 fr. Nog in dit zelfde jaar was hij, op de Academie van Antwerpen, primus in de klas van schildering naar het levend model. In 1841 won hij de eerste prijzen voor de geschiedkundige samenstelling en voor de teekening naar het levend model. Ter gelegenheid van die dubbele prijswinning, werd hij tot professor aangesteld, welk ambt hij, tot acht dagen voor zijnen dood, eervol heeft bediend. Te beginnen van 1843 nam hij aan de driejaarlijksche tentoonstellingen van Schoone Kunsten een werkelijk aandeel. Zijne eerste inzending, in gemeld jaar, was De eerste Doode, en zijne laatste, in 1888, Het berouw van den H. Petrus en het portret van zijn kleinzoontje, K.D..... Zijne beste krachten wijdde hij aan de godsdienstige schildering; in dit vak leverde hij verbazend veel. Wie daar meer van weten wil, kan eene omtrent volledige | |
[pagina 125]
| |
opgave raadplegen, in de Vlaamsche School, jaargang 1882, blz. 153 en vlg. Wat hem als teekenaar veel naam verwierf, waren de plaatjes, die hij voor Consciences werken vervaardigde; elk nieuw boekje was doorgaans met vier plaatjes versierd. Voor de eerste uitgaaf van Hugo van Craenhove, teekende hij 20 groote platen, en voor den Leeuw van Vlaanderen, liet hij een afzonderlijk album verschijnen, met 64 platen en bijgaanden tekst in vier talen. Zijn ontleedkundig werk: Verdeelingen van het menschelijk lichaam, beleefde drie uitgaven. Uit het vorenstaande blijkt, dat de heer Dujardin op verschillend gebied is werkzaam geweest. Zijn lijkdienst had op Vrijdag 24 Mei, ten 10 ure 's morgens, in de St.-Amanduskerk plaats. Aan het sterfhuis werd hem, als ridder der Leopoldsorde, de militaire eer bewezen. Eene talrijke menigte volgde zijne lijkbaar. Op het nieuwe kerkhof te Deurne, bij het graf van den verdienstelijken man, voerden vijf sprekers het woord: K. Verlat, als bestuurder der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten; P. van der Ouderaa, namens de kunstafdeeling van De Katholieke Kring; schrijver dezes, voor de redactie der Vlaamsche School, en ook in eigen naam; H. Jacobs, namens de leerlingen zijner teekenklas, en J.I. de Beucker, voor het Kruidkundig Genootschap. Ziehier de redevoering, door den steller van dit artikel uitgesproken:
Mijnheeren,
Namens de redactie van de nieuwe reeks der Vlaamsche School, breng ik, aan den boord van dit graf, eene laatste hulde aan den dierbaren afgestorvene. Vijf en dertig jaren geleden, was de heer Dujardin een der stichters van dit kunsttijdschrift, waarin verscheidene platen verschenen, naar zijne beste schilderijen vervaardigd; niet langer dan verleden jaar, werden er nog platen van hem in opgenomen. Ook in eigen naam wensch ik hem een laatst vaarwel toe te sturen. Eene meer dan 30jarige vriendschap verbond ons aan elkaar; eene vriendschap, zoo innig en oprecht, dat geene wederwaardigheden ooit bij machte waren, haar te verbreken. Reeds voor ettelijke jaren, wijdde ik hem een gedicht, waaraan de volgende regelen zijn ontleend: Wat ook de tijdstroom zag verzwinden,
Wat tweespalt ook verbrokklen deed,
Iets was er dat nooit schipbreuk leed:
Gij bleeft de trouwste mijner vrienden,
Dien 'k om zijn edel hart verkoos.
Ons vriendschap duurt reeds zooveel jaren,
En wat ons ook mocht wedervaren,
Mijn wakkre kunstvriend bleeft ge altoos.
Jong zijl gij 't strijdperk ingetreden,
Want eigen wilskracht en talent
Had de Almacht in uw ziel geprent,
Met Vlaamschen geest en Vlaamsche zeden.
Veel eer en roem hebt gij behaald,
En 'k juichte bij uw voorwaarts streven;
Uw naam zal immer blijven leven,
In al wal gij hebt afgemaald.
Wat tal van heilge tafereelen
Heeft uwe hand, vol kleurenpracht,
Met lossen zwier op doek gebracht!
Gij tooverdet met uw penseelen
Ik hoorde op zeekren dag uw naam,
Toen 't Ridderlint u werd gezonden,
Door de echos luid alom verkonden,
En uitbazuinen door de Faam.
Thans was vernuft en vlijt gehuldigd;
Het ordeteeken van den vorst
Blonk, welverdiend, u op de borst,
Dit loon was men u lang verschuldigd;
Er was u eindlijk recht gedaan.
Ik, die steeds uw talent waardeerde,
Den schilder in den vriend vereerde,
Ik voelde 't hart van hoogmoed slaan.
Inderdaad, het is eene onbetwistbare zaak, als kunstschilder en teekenaar bekleedde de heer Edward Dujardin eene eervolle plaats, bijzonder als schilder van godsdienstige onderwerpen. Verscheidene kerken, zoowel te Antwerpen als in den omtrek en in andere steden, hebben aan zijn penseel het bezit van een of meer verdienstelijke doeken te danken. Zijn naam als kunstenaar was tot in het buitenland doorgedrongen; ook daar hechtte men prijs aan zijne bekwaamheid; ook daar werden zijne godsdienstige schilderingen gezocht. Als teekenaar der platen, welke de eerste uitgaven van Conscience's werken versieren, was hij algemeen gewaardeerd. Men bewonderde de vaardigheid en den goeden smaak, waarmee hij, in korte omtrekken, de Vlaamsche dorpsbewoners naar het leven wist te schetsen. Daarin werd hij door niemand geëvenaard. Hoe hoog de ouderdom ook zij dien hij heeft mogen bereiken, toch was het kunstvuur in hem niet verzwakt, want werkzaamheid en ijver schenen hem aangeboren te zijn. Een paar maanden voor zijnen dood zegde hij mij, dat hij weder eene groote godsdienstige schilderij had ontworpen, welke hij nog dezen zomer hoopte te zullen kunnen afwerken. Doch het was hem niet vergund, van dit laatste werk iets meer dan de schets te maken; de dood sloeg hem onverwachts het penseel uit de hand; hij had genoeg gearbeid; zijne schoone ziel keerde tot haren Schepper terug. Dujardin was een der populairste menschen van Antwerpen; iedereen kende hem, en hij kende ieder. Dit was niet te verwonderen; sedert acht en veertig jaren bekleedde hij het leeraarsambt bij onze Koninklijke Academie van | |
[pagina 126]
| |
Schoone Kunsten. Gedurende bijna eene halve eeuw hebben duizende leerlingen het kunstonderricht van hem ontvangen, en allen zijn hem, om zijn rechtzinnig karakter, ook in lateren leeftijd, een goed hart blijven toedragen. Dit was insgelijks het geval met al wie eens met hem in aanraking was geweest. Ook de Vlaamsche beweging is hem dank verschuldigd, want hij was en bleef immer een harer warmste aanklevers; daar waar het de belangen gold van den Nederduitschen volksstam, was hij altoos in de gelederen der kampvechters te vinden. Hij was een overtuigd katholiek, die niet huichelen kon en, in zijnen langen levenswandel, immer vrij bleef van allen blaam. Doch ondanks zijne onwrikbare gevoelens, was hij ten hoogste verdraagzaam jegens de meer vrijzinnigen; ook onder deze telde hij niets dan vrienden. Gij allen die rond zijnen grafkuil zijt geschaard; gij allen die hem tot aan zijne laatste rustplaats hebt willen vergezellen; gij allen zult het met mij instemmen, dat de heer Dujardin, gedurende gansch zijne kunstenaars-loopbaan, als mensch, als professor, als vriend, een voorbeeld was voor allen. Ja, hij mocht een gezegenden ouderdom bereiken; maar toch werden wij smartelijk getroffen bij het bericht van zijn afsterven; maar toch griefde het ons diep, hem te moeten missen; maar toch was zijne dood voor ons een zware slag! Doch bij de treurnis om zijn afscheid, is het ons zoet te denken, dat zijne nagedachtenis altoos in eere blijven zal, want van hem mag worden gezegd, dat zijn werkzaam leven geheel en gansch, aan het goede en het schoone was toegewijd. Dit moge een troost zijn voor zijne zwaar geteisterde echtgenoote, voor zijne brave kinderen en kleinkinderen! Het zij insgelijks de beste vertroosting voor ons. Vaarwel Dujardin! Vaarwel geliefde vriend! Tot wederziens, aan gene zijde van het graf! J. Staes. |
|