Ooms is, in de eerste plaats, een idealist gebleven, die in de ware wereld de schoone zijden en figuren uitkiest, en het er voor houdt dat die brokken, welke hij het liefste ziet, ook alleen zijn penseel mogen in beslag nemen. In het verleden vindt hij overvloedige voldoening zijner behoefte aan treffende gestalten en schilderachtige omgeving. Hij vertoeft gaarne in ons XVIe eeuwsch leven en
![illustratie](_vla010188901ill0002.gif)
Karel Ooms
studeert er met nauwgezetheid de bijzonderheden van. Hij vindt er behagen in, zijne menschen in hun schoonste licht en gunstigst voorkomen te stellen; maar hij verzint ze niet; hij heeft ze gekend, zij hebben hem getroffen en hij wenscht, dat ook anderen behagen vinden in hunne aanschouwing.
Hij houdt van bewogen en dramatische tooneelen, van diepe aandoeningen. Zijne Verboden lezing heeft eenen welverdienden roem verworven; zijne Onderbroken bruiloft, zijne Huiszoeking in de werkplaats van Plantijn, zijn Philips II de laatste eer bewijzende aan zijn broeder Don Juan van Oostenrijk, en zijn Tooneel uit de Spaansche Furie, vormen zoovele tafereelen, waarsche daad met rijken opsmuk van vormen en kleuren wordt voorgesleld. Zooals men bemerken zal, werden de onderwerpen der bijzonderste van Ooms' talrijke scheppingen, aan de felst bewogen jaren der XVIe eeuw ontleend. Te recht heeft de kunstenaar geoordeeld, dat geen tijdperk onzer geschiedenis zulke aangrijpende gebeurtenissen aanbiedt, en niet zonder reden vond hij, in den schilderachtigen kleederdos van den tijd, eene aantrekkelijkheid te meer.
Zijne Onschuld door de wet beschermd is, zooals de kostumen aanduiden, aan denzelfden tijd ontleend: ‘In 1564, zoo luidt de tekst, door den kunstenaar gekozen, werden ridder Paul van Dael, heer van Lillo, en ridder Melchior van Groenberghe van verschillige schelmstukken en onder andere van uitgifte van valsche munt, beschuldigd. Onschuldig zijnde, sprak de rechtbank der vierschare hen vrij.’
De schilder heeft een der betichten gekozen op het oogenblik der vrijspraak. Op den achtergrond, de muur der vierschaar en een brok van oud Antwerpen, links het publiek en het hek dat de binnenplaats van de straat afsluit, rechts de rechters en de bank der vierschaar. In het midden de vrijgesproken man, die de hand zijner vrouw drukt. De handeling is zoo eenvoudig mogelijk en zoo duidelijk als men het wenschen moet, in aanmerking nemende de bestemming des werks.
De handeling heeft iets plechtigs; men stelt zich zeer goed voor, dat de edellieden, hunne verwanten en vrienden, evenals de leden en beambten der rechtbank in verzorgden dos verschenen in dergelijke omstandigheid. Het uitzicht van Ooms' schilderijen heeft iets feestelijks, zelfs dan wanneer er heel wat anders dan vroolijke gebeurtenissen worden afgebeeld. Niet immer zijn het de menschen, maar meer gewoonlijk hun opschik, het lachende licht en de heldere kleuren, welke tot dien indruk het meest bijdragen. Ook in dit stuk is het uitzicht feestelijk; maar, hier meer dan elders, is dit gewettigd. De man in zijne eer hersteld, aan vrouw en kinderen weergegeven; de vrienden verheugd; de rechters welgezind door de wending, die het geding heeft genomen: ziedaar zoovele vroolijk gestemde menschen. De plechtigheid van plaats en gebeurtenis draagt er toe bij, om aan het geluk der aanwezigen een innig, ofschoon stil karakter te geven, en ze meer in den geest dan met uiterlijk gebaar feest te doen vieren. De schikking der personages, die eenigszins kunstmatig in het gelid schijnen geschaard, wordt eveneens gewettigd, door het aandeel, dat elk hunner neemt aan de gebeurtenis. Man en vrouw voorop, in eene zeer gelukkige, eenvoudige, maar wel gevoelde groep. De kinderen en de naaste verwanten opgetogen, maar door