De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe koning in den Vlaamschen schouwburg te Brussel.Donderdag, 13 October, hebben HH. MM. de koning en de koningin de vertooning in den Vlaamschen schouwburg te Brussel bijgewoond. Opgevoerd werd de Brusselsche Straatzanger, oorspronkelijk drama in zes tafereelen. De koninklijke familie kwam omtrent het kwart voor 9 ure, toen het eerste bedrijf van het stuk was gespeeld. Zij werd aan de deur plechtig ingehaald door heeren burgemeester en schepenen en leden van den gemeenteraad van Brussel, ministers Beernaert, Thonissen, De Volder en Pontus, en den raad van beheer van den schouwburg. De heer bestuurder Edm. Hendrickx lichtte HH. MM. bij het binnentreden met een zilveren kandelaar voor. Het leve de koning! leve de koningin! klonk allerwege, aanhoudend, hartelijk en luid, zoo aanhoudend zelfs dat het heel wat duurde, voordat de heer burgemeester Karel Buls het woord kon nemen, om de volgende Vlaamsche toespraak te houden: ‘Sire, van al de uitingen van het kunstvernuft, is er geene, die zoo regelrecht tot het hart des volks gaat als de tooneelkunst. Inderdaad, zij vereischt de medewerking van al de kunsten, om aan de toeschouwers de begoocheling van het leven te schenken; zij vraagt een schouwburg aan den bouwmeester; zij vraagt woorden aan den dichter; zij vraagt muziek aan den toondichter; zij vraagt tafereelen aan den schilder. De spreker werd eenige keeren in de rede gevallen, door het opgaan van toejuichingen, waarmede de hoorders als het ware aan 's heeren Buls' woorden nog meer nadruk wilden bijzetten. Toen hij gedaan had, werd hij warm toegejuicht en klonk HH. MM. weer luid en krachtig het leve de koning! leve de koningin! van alle zijden tegen. | |
[pagina 172]
| |
Zichtbaar aangenaam geroerd, begon de koning te spreken. ‘Ik dank u, mijnheer de burgemeester, voor de woorden, die gij mij hebt toegesproken: zij komen met mijne gevoelens overeen.’ Voorloopig ging het niet verder. De Vlamingen moesten lucht geven aan de gevoelens van dankbaarheid en fierheid, die hen vervulden, bij het hooren van hunne edele taal in 's konings mond. Er ving een juichen aan, waarin zich zooveel aandoening als blijdschap liet onderkennen. Zeer velen juichten met tranen in de oogen, maar des te onverflauwder weerklonk het leve de koning! leve de koningin! Deze zoo gul betoonde vreugde maakte een indruk, alsof een lastige dam tusschen vorst en volk eindelijk weggevallen en opgeruimd, alsof lang vastgezeten hebbend ijs nu eenmaal gebroken was. De koning sprak met zeer welluidende stem en zonder vreemden tongval. De doorluchtige spreker, die, in den loop zijner rede, nog meermalen rustpoozen moest maken, ten gevolge van vernieuwde toejuichingen, drukte zich uit in de volgende bewoordigen: ‘Ik dank u, mijnheer de burgemeester, voor de woorden, die gij mij hebt toegesproken: zij komen met mijne gevoelens overeen. In de overvolle tooneelzaal werden HH. MM. met een gejuich begroet, dat de muren als deed daveren. De koning en de koningin woonden de vertooning met zichtbaar welgevallen bij. Toen zij den schouwburg verlieten, werden zij, mede in de straten, even geestdriftig toegejuicht als bij hunne komst. |
|