De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd‘De Pelgrim in de Woestijn.’Eenigen tijd nadat onze brochuur: Hendrik Conscience, een blik in het verledene, in het licht was verschenen,Ga naar voetnoot(1) kwamen wij in het bezit eens exemplaars van De Pelgrim in de Woestijn, door den schrijver zelve overzien, veranderd en gewijzigd, blijkbaar met het doel, er eene nieuwe uitgave van voor te bereiden, ofwel om het opstel in zijne volledige werken eene plaats in te ruimen. Op de eerste bladzijden zijn het enkel doorgehaalde of verbeterde woorden, doch welhaast verdwijnen geheele volzinnen onder de inktstreep en worden zelfs gansche bladzijden ongenadig opgeofferd, bij zooverre dat er geen den minsten samenhang in het opstel meer bestaat. Ziende dat er niets naar zijnen zin van te maken was, heeft Conscience zijnen Pelgrim laten rusten, en dat wij of het publiek er veel aan verloren hebben, kan juist niet worden gezegd, want het stuk behoort tot het tijdperk dat onze letterkunde nog in hare kinderschoenen liep; het dagteekent namenlijk van voor eene halve eeuw. De Pelgrim in de Woestijn werd geschreven in den tijd dat de sterk gekruide democratisch-socialistische werken van den befaamden F. De Lamennais een buitengewonen opgang verwierven en vele geesten op hol brachten. Die geleerde priester kwam openlijk met Rome in opstand, stak de oproervaan met vaste hand in de hoogte en verklaarde zich een doldriftige voorvechter van de rechten der arbeiderspartij. Om zijnen wrok lucht te geven, vatte hij de pen op en schreef Les paroles d'un croyant, Le livre du peuple, Une voix de prison, enz. enz. Wie oud genoeg van jaren is, moet zich nog den bijval herinneren, welke aan deze werken allerwege te beurt viel. De schrijver had den Bijbelstijl verkozen en bezigde eene dichterlijk profetische, voor ieder bevattelijke taal; zijne strekking ter zij gelaten, behelsden zijne schriften inderdaad prachtige brokken. Zij werden op duizende exemplaren gedrukt en in alle formaten dolgoedkoop uitgegeven; de Belgische | |
[pagina 148]
| |
nadrukkers deden er gewis goede zaken mee. Wel kwamen er ook weerleggingen in het licht, onder ander: Les paroles d'un voyant en Le peuple au citoyen Lamennais; doch dit scheen olie op het vuur. Daardoor verkregen de werken van de Lamennais nog meer ruchtbaarheid en een nog grooteren bijval; zij werden in verscheidene talen, ook in het Nederduitsch, overgezet. Bij een onzer toenmalige lettervrienden - thans eene geheel tegenstrijdige gezindheid toegedaan - lagen ze voortdurend op de leestafel, met nog andere boekjes van denzelfden aard. Hij was een vurig bewonderaar van den Franschen geestdrijver, stelde de Paroles d'un croyant verre boven het evangelie en prentte er alle avonden eenige bladzijden van in zijn geheugen. Al wat bijval heeft, verwekt navolging, en dit was hier weder het geval; ook Conscience werd er toe verlokt. Reeds in 1838 liet hij een opstel verschijnen, getiteld: Het Oordeel Gods, volkomen in de Lamennais' trant en schrijfstijl, en, wat meer zegt, met dezelfde strekking. Aan het slot van dit opstel, dat in het Nederduitsch letterkundig Jaerboekje voor 1839 werd opgenomen, voegde hij de volgende nota: ‘Dit stuk is een gedeelte van een werk van grooteren omvang, welks uitgaef de schryver tot een later tydstip verschuift.’ Van dit ‘werk van grooteren omvang’ maakte de Pelgrim in de Woestijn waarschijnlijk insgelijks eene episode uit, evenals Weetlust en geloof, hetwelk nadien in de Avondstonden verscheen. Wel heerscht er in dit laatste opstel eene gansch andere strekking, doch het is bekend dat de schrijver destijds reeds van denkwijze was veranderd, en alwie de pen voeren kan, weet genoeg, dat het omzetten van enkele volzinnen voldoende is, om eene volslagen verandering in een werk te doen ontstaan, getuige het verschil tusschen het eerste en tweede Wonderjaar. Wij veronderstellen, dat de betreurde romanschrijver nopens dit alles zelve eenige verdere inlichtingen zal hebben te boek gesteld in zijne autobiografie, waarvan de uitgave met belangstelling wordt tegemoet gezien. Nog andere Nederduitsche schrijvers beproefden hunne krachten aan de Lamennais' stijl en poogden hem in zijne vlucht te volgen, namelijk A. Snieders en P.F. Van Kerckhoven. De eerste schreef eene echt democratisch-socialistische Mymering, waarin de strekking van den Franschen afvalligen priester als het ware nog overdreven werd; daarentegen wordt er dezes bevattelijke taal in gemist. Wie lust heeft, kan die Mymering nalezen; zij is te vinden in het veertiende deel van de Vlaemsche Rederyker en beslaat slechts een achttal bladzijden. Aan dit product zijner jeugd verleende de schrijver geene plaats in de uitgave zijner volledige werken, evenmin als aan zijn dichtbundeltje: Myne eerste zangen, zijn eersten roman, Burgerdeugd getiteld, en zijn bundel verhalen: Beelden uit ons leven. Overigens, het stond hem volkomen vrij, uit die ‘volledige’ werken weg te laten wat hij wilde, en zelfs, de er in opgenomene dermate te veranderen en te besnoeien als hij het heeft gedaan. Wat zijnen lettermakker P.F. Van Kerckhoven aanbelangt, deze schreef insgelijks een opstelletje, Gods Regt geheeten, en plaatste het in het laatste Muzen-Album. Ofschoon in den aard van de Lamennais, is dit stuk niet zoozeer eene navolging van dien Franschen schrijver, dan wel eene verkorte omzetting van Conscience's eerste opstel: Het Oordeel Gods. Het Handelsblad noemde Van Kerckhovens stukje ‘een lang sermoen.’ Tegen die beoordeeling verantwoordde deze zich, in zijn tijdschrift, met te zeggen, dat het maar vier bladzijden druks besloeg, en hij voegde er de volgende, niet heel vriendelijke opmerking bij: ‘Wanneer men zelf een gansch jaer zyne lezers zwarte sermoenen opdischt, dan zou men toch moeten kunnen verdragen dat een ander nu en dan - eens op 't jaer by voorbeeld - een klein sermoentje in eenen vryheidslievenden geest late hooren.’ Er traden nog andere navolgers op van de Lamennais' stijl; doch dit waren onmachtigen, die zich in onze letterkunde geenen naam hebben weten te maken. J. Staes. |
|