4. | Letterkunde. ‘Lofrede op Hendrik Conscience.’
Voor dit werk, dat de diensten zal doen kennen welke Conscience aan het Vlaamsche volk bewezen heeft, zal vooral de stijl in aanmerking komen. |
5. | Vlaamsche beweging. ‘Eene geschiedkundige en critische verhandeling over de drie taalwetten in België.’ |
6. | Vaderlandsch tooneel. ‘De oorsprong van het burgerlijk blij- of kluchtspel in de Zuidnederlandsche gewesten, en de ontwikkeling daarvan tot omtrent 1500, met bijzonderen blik op de rol van den “Booze” (Lucifer, Satan, Sinneke enz.).’ |
De schrijver zal, ter inleiding van zijn werk, in de geschiedenis der dramatische kunst opklimmen tot aan de eeuwen der Merovingische koningen. Vervolgens zal hij in 't licht stellen in hoe verre de wereldlijke tooneelvoorstellingen zich van de kerkelijke (namelijk kluchtige) tooneelen hebben gescheiden en eindelijk weder daarmede zijn versmolten.
In de Februari-zitting der academie is besloten dat onder de prijsvragen later, uit te schrijven voor 1 Augustus 1889, de volgende zal worden opgenomen:
Letterkunde. ‘Men verlangt eene critische verhandeling betrekkelijk de verdiensten en de strekking der oorspronkelijke Noord- en Zuidnederlandsche, zoo geschiedkundige als zede- en karakterschetsende romans, sedert 1780 tot 1887 gedrukt, met uitzondering der levende schrijvers.’
Voorwaarden. Enkel handschriften en niet te voren uitgegevene stukken worden ten wedstrijde aanvaard.
De werken moeten leesbaar in het Nederlandsch geschreven en voorzien zijn van eene kenspreuk of teeken, te herhalen op den omslag van eenen brief, behelzende den naam en de woonplaats van den schrijver. Volkomt deze aan de laatste bepaling niet, dan kan de prijs hem geweigerd worden.
De schrijver van elk bekroond werk zal namens de academie eene belooning ontvangen van 600 franks, ofwel eenen gedenkpenning van gelijke waarde.
De mededingende handschriften ten antwoorde op de zes eerste vragen moeten bij den bestendigen secretaris (Fr. de Potter, Godshuizendreef, 29, Gent), ingezonden zijn vóór den 1n Augustus 1888. Voor de zevende vraag is het uiterste tijdstip der inzending de 1e Augustus 1889. Degene na den voorgeschreven dag ontvangen, of zulke, welker opstellers zich op eenige manier zullen doen kennen, worden uit den wedstrijd gesloten.
De academie eischt de grootste nauwkeurigheid in de aanhalingen en vraagt uit dien hoofde dat de mededingers de uitgaven, alsook de bladzijde der door hen aangehaalde boeken, zouden aanduiden.
Eindelijk meent de academie den mededingeren te moeten berichten dat al de handschriften, aan haar oordeel onderworpen, als haar eigendom in hare archieven bewaard blijven. Niettemin zullen de mededingers er, te hunnen koste, een afschrift van kunnen bekomen mits overeenkomst met den bestendigen secretaris.
Gent, 20 Maart 1887.
De bestendige secretaris, Fr. de Potter.
De bestuurder, P. Willems.