De Vlaamsche School. Jaargang 33(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Het lied des Blinden. Medelijden! Medelijden! Met den armen blinden man, Die het blijde licht der zonne Nimmer meer aanschouwen kan! Vruchtloos spar ik de oogleên open; Duister blijft het om mij heen; God! mag ik dan niet meer hopen? Blijft Gij doof voor mijn gebeên? Medelijden! Medelijden! Zie des blinden droef geween! Teekening en houtsneden van D. Verest. Dank, o Heere! Dank, o Heere, Brengt U de arme blinde man; Schoon ik hier Uw grootsche schepping Nimmer meer aanschouwen kan; Want mijn oog, door 't vast gelooven, Ziet uw' hemel in 't verschiet: Niets kan mij het licht verdooven, Dat uw Woord mijn ziele biedt. Dank, o Heere! Dank, o Heere! Gij verlaat den blinde niet! Pieter Vierhout. De menschen hebben elkander noodig, ten opzichte van de ontwikkeling van het verstand zoowel als in alle andere opzichten. H. Chr. Oersted. Vorige Volgende