De klokhen.
Wie heeft nog nimmer het bekoorlijk beeld van moederliefde bewonderd, dat onze gewone huishen met hare kiekens ons aanbiedt! Zij spreekt niet enkel met haar kleinen, zij
houdt zich ook alsof zij zelve eet, ten einde daardoor haar kinderen tot eten aan te sporen. Dan breekt zij het voedsel in kleine stukjes en verdeelt het onder de kleintjes, die de spijsvertering onder de veilige vleugels der moeder bewerkstelligen. Zij is trotsch op haar broedsel; zij houdt geen oogenblik op zich daarmede bezig te houden, zij leeft voor niets anders. Nu eens wandelt zij met de kleine schare, dan weder breidt zij haar beschermende en verwarmende vleugels over haar uit. Zij laat dit kuiken hier op haar rug klimmen, dat daar haar bepikken. Het meeste en beste voedsel bewaart zij voor haar kinderen, en hebben zij niet genoeg, dan woelt zij de aarde los om wormen te zoeken. Hoe teeder is haar geluid, wanneer zij er gevonden heeft en den buit in stukjes verdeelt! Zij geeft zich aan al die moederlijke bezigheden met zooveel ijver over, dat zij zichtbaar verzwakt. Dreigt er gevaar, ziet ze bij voorbeeld een sperwer in de lucht, onverschrokken stelt zich de anders zoo vreesachtige vogel te weer en verjaagt door haar moedig voorkomen den roover! Men heeft eens twee kippen tegen een marter zien vechten, en den strijd niet opgeven alvorens dat roofdier de oogen uitgepikt te hebben. Een vertoornde kip schroomt zelfs niet den mensch aan te vallen, wanneer deze haar jongen te na komt.
(Uit E. Menaults L'intelligence des animaux, aangehaald bij L. Büchner, in de vertaling van R.E. De Haan.)