De Vlaamsche School. Jaargang 33
(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe familie van Hoboken.Ga naar voetnoot(2)Jan van Hoboken was zoon van Jan Ghysels, ‘die men heet van Hoboken’, als zijnde afkomstig van dit dorp. Jan Ghysels, vader, en zijn broeder Pieter Ghysels, alias van Hoboken, hadden zich te Antwerpen gevestigd omstreeks het jaar 1515; hunne ouders waren tamelijk bemiddeld en bezaten eene geheele reeks perceelen land te Hoboken. | |
[pagina 40]
| |
De fortuin lachte Pieter tegen; hij werd koopman in wollen lakens, en welhaast, in 1523, willende de ruwe lakens zelf bereiden, kwam hij in bezit van eenen grooten raamhof, die geheel den noordkant vormde der nieuwe straat, in 1517 door het magistraat geopend, verbindende den Couwenberch aan de korte-Winkelstraat. Het was naar hem dat die straat, vijftig jaar later, den naam van Hobokenstraat bekwam. Zijn broeder Jan had het metsersambacht verkozen en bleef altoos in nederigen staat; hij bouwde, onder andere, voor zijn broeder, veertien huizen in de Hobokenstraat, en voor zich zelve verscheidene huizen in de Sint-Jansstraat en elders in Sint-Andrieskwartier. Het was aldaar dat hij zijnen woon had. Jan Ghysels, alias van Hoboken, huwde vooreerst Elisabeth van Weuluwe of van Codden, waarvan hij één kind behield, genaamd Gielis van Hoboken, en in tweede huwelijk, Maria Wils, van welke ook één zoon geboren werd, met name Jan. Maria Wils hertrouwd zijnde met Gislenus Verstappen, kreeg nog zes kinderen, wier namen het onnoodig is hier op te geven. In 1549, na haar tweede huwelijk, ging Maria Wils tot eene deeling over met Gielis en Jan van Hoboken, beiden nog minderjarig: drie huizen, gelegen achter Sint-Andrieskerk, werden toegevoegd, het eene aan de moeder, de andere aan de twee kinderen. Jan van Hoboken kwam in 1578 in bezit van zijn gering part in de nalatenschap zijner moeder en van zijnen moederlijken grootvader, en komt voor in de verdeelings-akte met de hoedanigheid van stadsgriffier, die hem door het magistraat kwam verleend te worden, ter vervanging van wijlen Dominicus de Waghemakere. Dank, ongetwijfeld, aan deze erfenis, alsook aan het huwelijksuitzet van zijne vrouw Christina Aelwyns of Alewyns, ving hij hetzelfde jaar aan met de bouwingswerken van eene uitgestrekte heerenwoning achter Sint-Andrieskerk. Jan van Hoboken behield zijn ambt van griffier tot het einde van 1583, wanneer hij en zijn collega Adriaan Dyck, zich in de noodzakelijkheid bevonden er afstand van te doen in handen van het Calvinistisch bestuur, voorgezeten door Philips van Marnix. In 1598 kocht hij nog acht huizen in zijne gebuurte, en stierf omtrent het einde van 1600, in een zeer bedenkelijken staat van fortuin. Door eene zonderlinge omstandigheid, ging het huis van Jan van Hoboken over, in 1603, aan ridder van Grobbendonck, baanderheer van Hoboken. Antwerpen. A. Thys. |
|