De Vlaamsche School 1887
Herstelling van het Steen te Antwerpen.
In de zitting van den gemeenteraad van Antwerpen, den 27n December 1886 gehouden, werd tot de herstelling van het Steen besloten, overeenkomstig de voordracht der commissiën van schoone kunsten en openbare werken, wier verslag, opgesteld en uitgebracht door den heer schepen Jos. Lefebvre en mede onderteekend door de heeren J. Cuylits, G. Gits, F. Gittens, J. Nauts, J. Wellens, E. van Delft, F. Bex, L. De Winter, H. de Beunie, A. Van den Nest, J. van Beers, L. Marguerie en A. Grisar, hieronder wordt opgenomen in zijn volledigen tekst, als eene niet onbelangrijke geschiedkundige bijdrage:
Van als de afbraak is begonnen der huizen van de Werf, die moesten worden weggenomen om de Scheldekaaien 100 meters breed te kunnen maken, heeft heel de burgerij zich bekommerd getoond over het Steen en het behoud daarvan gevraagd. De kunstenaars, oudheidkundigen en liefhebbers van merkwaardigheden stonden in deze niet alleen.
Het denkbeeld, om het Steen te sparen, als een eerbiedwaardig overblijfsel van de eeuwenoude bakermat der stad, en dat voorgestaan werd door ons bestuur en door de bijzondere commissie der Academie van Oudheidkunde, genoot een gunstig onthaal, gansch Antwerpen door. Metterdaad bestaan er voor dit behoud ernstige redenen, zoowel van geschiedkundige zijde als onder het oogpunt van de verfraaiing onzer kunstrijke stad.
De met zooveel klein en eenparigheid uitgedrukte wensch vond den grootsten weerklank in het stadhuis; en toen de werken van ondergraving min of meer gevaarlijk schenen te kunnen worden voor het overoud gebouw, voor welks grondvesting, niet deskundige personen vrees koesterden, onder andere toen de werkkamers van den kaaimuur werden ingedreven, heeft het niet ontbroken aan stappen bij de hoogere overheid en de algemeene aannemers, opdat maatregelen zouden worden genomen ter voorkoming van elk ongeval.
De zorg van het staatsbestuur en van de met de leiding der werken gelaste ambtenaren van bruggen en wegen, en de waakzaamheid en oplettendheid der aannemers, zijn onze verwachting komen bekronen:
| |
het kostbaar gedenkteeken bleef volstrekt ongedeerd. Nadat het zich ervan verzekerd had, dat het Steen den nieuwen dienst op de kaaien niet zou hebben in den weg gestaan, mocht het college de voldoening smaken, den heer stadsingenieur G. Royers te kunnen gelasten met de aanvankelijke studiën betreffende het zoozeer gewenschte behoud en de bereiding van een ontwerp, volgens hetwelk de Burcht in zijn ouden staat zou worden hersteld en daaraan bijgebouwen zouden worden toegevoegd, in den trant, zooals die vroeger bestonden, terwijl sommige daarvan ook zouden kunnen worden gebezigd tot nuttige doeleinden. Daarbij behoorde rekening te worden gehouden van het inzicht, om het verbouwd lokaal tot vaste bewaarplaats te doen dienen van al de oudere en jongere verzamelingen van voorwerpen, penningen, enz., die te Antwerpen uit den grond werden gegraven, en andere, voor de stedelijke geschiedenis belang opleverende stukken.
Het heeft onzen ingenieur niet ontbroken aan nuttige wenken, - wij zeggen het met voldoening, - om hem in de vervulling zijner moeielijke taak te geleiden. Personen, bezield met het loffelijk inzicht, hunne wetenschap ten dienste van het algemeen te stellen, door het zoeken naar eene goede oplossing van het vraagstuk, boden zich aan, om ons hunne gedachten mede te deelen. Aldus, onder andere, de heer generaal van de genie H. Wauwermans, die een doorwrocht ontwerp heeft gemaakt voor de herstelling van het Steen, volgens de regels van den vestingbouw in den tijd zijner stichting; de heer ridder Leo de Burbure, ondervoorzitter van de koninklijke commissie der monumenten, en de heer P. Génard, archivaris der stad Antwerpen, die, beiden, zich met onvermoeiden iever hebben gewijd aan het opsporen van alles wat kon bijdragen tot de kennis der geschiedenis onzer oude vesting; vergeten wij ook niet de heeren J. Ghesquière, kapitein van den staf, en de bouwmeesters Jos. Schadde en Ferd. Truyman, die ons hunne studiën hebben medegedeeld en wier schetsen van herstel blijk geven van hun innigen wensch, om de moeielijke zaak, waarmede wij ons bezig houden, tot een goed einde te helpen brengen.
Het was, dit moet erkend worden, geen klein werk of geene gemakkelijke taak, die het college aan onzen ingenieur had opgedragen. Ook is het niet te onpas, dat bevoegde en ervaren geleerden en kunstenaars de vrucht van hun werk en hunne studiën hebben bijgebracht, om ons bestuur in staat te stellen, op waardige wijze, aan den wensch der Antwerpenaars te beantwoorden, en 't is met vreugde en ingenomenheid, dat wij melding maken, van wat zij, in deze omstandigheid, voor de stad hebben gedaan.
Gij weet, mijnheeren, dat wij niet voornemens zijn, het kasteel te herbouwen, dat Antwerpen in zijnen oorsprong heeft gezien, noch de muren en torens ervan te ontblooten, die nog gedeeltelijk bestaan achter de huizen van de Palingbrug en de Burchtgracht; wij willen slechts de gedeelten van het Steen herstellen, welke de eeuwen ons hebben gespaard, en hiertoe zullen, zooveel mogelijk, de bouwstoffen worden gebruikt, welke voor de oprichting gediend hebben en die zorgvuldig verzameld zijn geworden. De groep, gevormd door deze overblijfselen van gebouwen uit den tijd onzer eerste voorouders, zou in aansluiting worden gebracht met gebouwen, in den aard van degene, welke Dominicus De Waeghemaekere, de bouwmeester van keizer Karel, heeft opgericht, en die gedeeltelijk zijn verdwenen; de Gevangenisbrug, welke het ons spijt, niet te kunnen hermaken, zou vervangen worden door eene helling, leidende naar het nieuwe wandelterras, dat boven het tweede gedeelte der afdaken van de 4e afdeeling der Scheldekaaien zal worden gebouwd.
Het is volgens deze algemeene gegevens, dat de heer ingenieur Royers het voorontwerp heeft opgemaakt, hetwelk hij aan het college heeft ingediend en door dit laatste in handen is gesteld van de commissiën van schoone kunsten en openbare werken, bijgestaan door de heeren Wauwermans, de Burbure en Génard. Deze heeren hebben die taak aanvaard, zoodat wij in de gelegenheid zijn geweest, om, bij het opmaken van het bepaald ontwerp, rekening te kunnen houden van hunne opmerkingen.
De commissiën, aldus aangevuld, wijdden verscheidene zittingen aan het onderzoek van het voorontwerp en van het daarbij gaande model. Na lange besprekingen, werd beslist, dat het voorontwerp van stads ingenieur zou worden aangenomen, met zekere wijzigingen, die noodig werden geacht van oudheidkundige zijde en volgens den eisch van den vestingbouw.
De heer generaal Wauwermans deed uitschijnen, dat het zeer moeielijk is, oude gedenkteekens te herstellen; tot staving zijner opmerking, haalde hij verschillige voorbeelden aan, zooals de Hallepoort, te Brussel, en het kasteel van Pierrefonds. Herstellingen hebben dikwijls voor gevolg, dat zij de oorspronkelijkheid van den bouwtrant bederven.
Herstel van oude gedenkteekens, zoo voegde hij erbij, wordt doorgaans ondernomen, hetzij om een eigenaardig oud gebouw als dusdanig te bewaren, hetzij om een geschiedkundig aandenken in eere te houden. In beide gevallen, komt het er op aan, tegen misvormingen op zijne hoede te wezen.
En vermits het nu voornamelijk een geschiedkundig aandenken geldt, zoo moet er acht worden gegeven op alle punten.
Het Steen is als eene kostbare oude oorkonde, die ongeschonden moet worden bewaard. Er staat wel geen jaartal op die oorkonde, zegde de achtbare generaal; maar uit den bouw laten zich drie tijdvakken scherp onderkennen.
Aan het bovengedeelte, door De Waeghemaekere gebouwd, is niet veel merkwaardigs.Ga naar voetnoot(1) Er zijn van dien bouwmeester belangrijker werken aan te wijzen.
Het aanpalend lager gedeelte, dagteekent van den tijd, dat de Burcht werd herbouwd, onder de regeering van Lodewijk van Male en zijn hem opgevolgden schoonzoon Philips den Stoute.
Het benedengedeelte is volkomen oorspronkelijk en moet gebouwd zijn tusschen de jaren 1070 en 1075. De, over zijn geheel, hoogst merkwaardige bouw, verdient zeer zeker te worden hersteld. De ontworpene werken nagaande, zoo stelde de heer Wauwermans voor, het stuk van de walling te behouden, dat aan den tweeden toren paalt, en den hoek te herstellen, waar zich de zoogenoemde Blauwe hemel bevond. Hij gaf ook in overweging, om den toren aan de rechterzijde als stormtoren te handhaven, en hem derhalve weer van kanteelen te voorzien, in plaats van er een dak op te leggen en er een puntgevel aan te verbinden.
De heer de Burbure vereenigde zich hiermede en deed uitschijnen, dat de overgebleven deelen der oude omheining als model kunnen dienen voor het torentje met kanteelen; tusschen gebouwen ingesloten, bleven zij, sedert den tijd van keizer Karel, onaangeroerd.
De Waeghemaekere's gevel zou voltrokken worden, overeenkomstig het voorontwerp; daarentegen zou de nieuwe aanbouw gevels krijgen in den trant der xvie eeuw, en zich daardoor van De Waeghemaekere's werk onderscheiden.
De heer Genard deed opmerken, dat men het eens was, om het oudere gedeelte met zijn eigenaardig karakter te behouden.
Wat betreft den Scheldewaartschen gevel, moest, naar zijne meening, het scheidingspunt tusschen het oudere en het nieuwe gedeelte scherp afgeteekend zijn; hij verlangde, den noord-westelijken toren te zien verdwijnen en vervangen door een torentje, van een anderen vorm, in den stijl, bij voorbeeld, van den voormaligen Visscherstoren.
Na bijstemming van de voormelde en andere door leden der commissiën voorgedragen opmerkingen en wijzigingen, werd het ontwerp, dienovereenkomstig, in zijn huidigen vorm gebracht. Wij achten onnoo- | |
dig, het omstandig te beschrijven; de bezichtiging van het plan en vooral van het zoo zorgvuldig vervaardigde model, zal er een beter gedacht van geven, dan al, wat wij er zouden kunnen over zeggen. Daar evenwel de bedoelde stukken slechts een voorontwerp uitmaken, zoo mag men niet verwachten, er eene volledige studie van de onderdeelen in aan te treffen. Tot deze studie moet nog worden overgegaan.
Nopens de helling, die, naar het oordeel der commissiën, niet in zulker voege mocht worden gemaakt, dat zij kon schijnen tot den tijd van den bouw van het Steen te behooren, was de bedenking in het midden gebracht, dat het ontwerp haar een al te nieuwerwetsch karakter had gegeven. Er is geantwoord, dat zulks licht kon worden verholpen, bij het opmaken der plannen van uitvoering, en dus geene reden van vertraging behoorde te zijn.
Nu de commissiën van schoone kunsten en openbare werken, in hare zitting van 23 November ll., goedkeuring verleend hebben op het voorontwerp, hebben wij de eer te verzoeken, dat de raad het op zijne beurt zou gelieven goed te keuren, en den heer ingenieur Royers zou gelasten, zoohaast mogelijk het bepaald ontwerp en het lastkohier op te maken, ten einde de werken in het aanstaande voorjaar te kunnen aanbesteden.
Volgens eene oppervlakkige schatting, zullen de kosten voor de herstelling van het Steen en den bouw der bijlokalen (de helling niet inbegrepen), ongeveer 150 duizend frank beloopen. Deze uitgaaf is voorzeker zwaar en uwe commissiën zouden aarzelen u voor te stellen, de stadsbegrooting daarmede te beladen, indien zij niet doordrongen waren van de overtuiging, dat het rijk en de provincie ons met ruime hulpgelden zullen steunen. Immers wordt deze uitgaaf veroorzaakt door de noodzakelijkheid der herstelling van een gedenkteeken, waaraan groote geschiedkundige herinneringen zijn verbonden. De commissiën rekenen zooveel te meer op de verkrijging der voornoemde hulpgelden, daar zij zich met voldoening hebben herinnerd, hoe Z.M. de koning, in meer dan eene omstandigheid, het verlangen heeft te kennen gegeven, zorg te zien dragen voor het behoud en herstel van het kostbaar gedenkteeken van den oorsprong onzer aloude stad.
Uwe commissiën van schoone kunsten en openbare werken, wenschende, dat de gemeenteraad, door zijne stemming, aan het verlangen der burgerij beantwoorde, hebben de eer, de vorenstaande verslagvoorstellen aan zijne goedkeuring te onderwerpen, en hem voor te stellen, zijnen dank te betuigen aan de mannen van geleerdheid en talent, die hunne gewaardeerde medewerking hebben gelieven te verleenen.
|
-
voetnoot(1)
- Dominicus De Waeghemaekere, zoon van den bouwmeester Herman De Waeghemaekere, werd te Antwerpen geboren omtrent 1460. - In 1521 bouwde hij het Steen, onder medewerking van zijnen vriend, den beroemden bouwmeester Rombout Keldermans. (Zie over de Keldermansen, de belangrijke verhandeling van nu wijlen Fr. Steurs, in onzen jaargang 1884, blz. 78.) - Dominicus De Waeghemaekere stierf in 1542
|