De Vlaamsche School. Jaargang 32
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Artesische putten.Sommige dagbladen schrijven sedert eenige dagen over eenen bijzonder diepen Artesischen put, dien men te Buda-Pest geboord heeft, en schijnen te gelooven dat er sprake is van eene gansch nieuwe onderneming. Deze put bestaat reeds sedert 1878Ga naar voetnoot(1) Hij is niet, gelijk men meldt, 951 meters diep, maar wel 970 meters, en geeft 11,917 hectoliters water. Het aldus verkregen water heeft eene warmte van 73 graden Fahrenheit. Hierbij zij gezegd, dat die put het werk is van den ingenieur Willem Tzigmondy. Wij zijn dus reeds ver boven den uitslag, verkregen door het boren van den beroemden put van Grenelle, welke in 1841 de bewondering van Europa verwierf. De diepte van dezen put is slechts 550 meters, en het water bereikt slechts 28 graden warmte. Het vraagstuk der Artesische putten verdiende wel op nieuw in aanmerking te komen. Daarin bestaat - alle woordspeling ter zijde gelaten - eene onuitputbare bron van voordeel en, in zekere mate, de aanvang eener omwenteling op het gebied van zuinigheid en nijverheid. Reeds in 1860 begreep de heer Degousée, fabrikant te Tours, het voordeel, dat, ten opzichte der nijverheid, uit het gebruik der onderaardsche wateren te trekken is. Hij deed binnen den omtrek zijner zijdefabriek eenen Artesischen put graven ter diepte van slechts 140 meters, en deze gaf eene hoeveelheid van 1100 liters water per minuut. Dit water stortte zich in een groot scheprad, welks wenteling alle getouwen der fabriek in beweging bracht. Gelijk men ziet, heeft men daar slechts de kosten te dragen eener eerste aanlegging. Maar het groote punt bestaat hierin, door het boren tot op eene genoegzame diepte, water te verkrijgen, dat eenen zeer hoogen warmtegraad bezit en dat men zou kunnen aanwenden tot huiselijk gebruik, tot verwarming der woningen, ten gebruike der wasscherijen, der bad- en nijverheidsinrichtingen. De warme bronnen van Frankrijk veroorloven ons de mogelijk te verkrijgen uitkomsten te berekenen. De wateren van Plombières hebben 74 graden warmte, dus nog eene grootere warmte dan die van den put te Buda-Pest. De bron van het park te Chaudes-Aigues, in het departement Cantal, heeft 88 graden warmte, zoodat men de hand niet houden kan in den wasem die er uit opstijgt. De bewoners der streek wasschen er hun lijnwaad in en gebruiken het om hun eten te koken. De huismoeders dompelen er hunne potten in, waarin ze hunne spijzen bereid hebben, die in het waterbad zeer spoedig gaar worden. Des zomers wordt het water gebruikt voor baden en 's winters om de woningen te verwarmen. Men heeft er eene inrichting gesticht voor het kunstmatig uitbroeden van eieren, wat uitstekende uitkomsten geeft; alsook fabrieken, waar men laken en geweven wollen stoffen volt. De door de wateren van Chaudes-Aigues dagelijks voortgebrachte warmte, staat gelijk aan die, veroorzaakt door het verbranden van 12,000 kilos hout of 5,500 kilos steenkolen. Volgens door de ondervinding gestaafde berekeningen, vermeerdert de warmte in de verhouding van omtrent één graad op dertig meters, naarmate men in de diepte der aarde neerdaalt. Men mag dus hopen, tot eene warmte van meer dan 100 graden te geraken, als men tot over de 3000 meters diepte boort, iets wat onze werktuigen ons volkomen toelaten te bereiken. Ik zal niet verder uitweiden over de aanmerkelijke voordeelen, die men zou kunnen behalen door het in die diepte gevonden kokend water tot de oppervlakte der aarde op te voeren. Welke prachtige werkelijke uitkomsten zou men voor het algemeen belang verwerven met het tiende- deel der millioenen, die door het publiek onnoozel in hachelijke ondernemingen geworpen worden! Emiel Geoffroy. |
|