De Schaldispoort te Antwerpen.
Onder dezen titel gaven wij in onzen jaargang 1881, blz. 150-151, eene geschiedkundige schets en eene volledige afbeelding van de bovengenoemde poort, in haren oorspronkelijken staat geteekend en gegraveerd door den heer Jos. Linnig. Wij vermeldden tevens, dat zij, ten gevolge van de verbreeding der Scheldekaaien, ging worden afgebroken, doch voegden er bij, dat zij zou worden herbouwd aan de voorzijde van de gedempte St.-Jansvliet en derhalve in de onmiddellijke nabijheid van hare oorspronkelijke bouwplaats, iets wat sedert dien is geschied met bijvoeging van de in Jos. Linnigs teekeningen aangeduide deuren en ramen. De afbraak werd door den aannemer E. Spoelders verricht, voor 5800 fr.; de aannemer J.B. Asselbergs maakte de grondvesting voor de nieuwe poort, mits 4724 fr. De aannemers Karel Bruls en Floribert Voussure bouwden de nieuwe poort in 1883-84 en genoten daarvoor eene vergoeding van 34,900 fr. ‘Het boven de poort geplaatst beeld van den liggenden Schaldis (zoo lezen wij in het jaarverslag des gemeentebestuurs voor 1883, blz. 148), dat reeds dikwijls hersteld bleek te zijn, was bij de afbraak geheel verbrokkeld. De beeldhouwer Lodewijk Van Ostaeyen heeft er een nieuw gemaakt uit Bentheimschen steen, nauwkeurig gevolgd naar het oude, hetwelk tot model heeft kunnen dienen, nadat de stukken weder aan elkander waren gevoegd, bij middel van ijzeren doken en pleister.’ Wij kunnen naar waarheid verklaren, dat voornoemde beeldhouwer zich met veel kunstvaardigheid van zijne taak gekweten en een inderdaad goed beeld geleverd heeft, den maker van het oorspronkelijk beeld volkomen waardig.
Wie was die maker?
Over dit punt, waaromtrent geene zekerheid bestond, las de heer stadsarchivaris P. Génard, den 1n Augustus, ter vergadering van de Academie van Oudheidkunde, eene door hem opgestelde nota voor. Hij ontkende, dat het Artus Quellin de oude zou zijn, die het beeldwerk van de Schaldispoort heeft uitgevoerd en noemde Hubertus Van den Eynde als de maker van den bovengenoemden Schaldis. Deze weinig gekende kunstenaar staat in den Ligger van de Antwerpsche St.-Lucasgilde ten jare 1620-21 als meester en in 1660-61 als overleden vermeld; bij deze laatste vermelding, is zijn naam gespeld als Aubertus Van den Eenden. In 1622 behoorde hij tot de Sodaliteit der bejaarde jonkmans. In hunne belangrijke aanteekeningen op de Liggeren der Antwerpsche St.-Lucasgilde, halen Ph. Rombouts en Th. Van Lerius aan, dat Van den Eynden den 10n Augustus 1629 het maken van het hoogaltaar der Onze-Lieve-Vrouwekerk van Dendermonde werd opgedragen. Dezelfde geschiedkundigen geven een uittreksel uit de rekening der Antwerpsche hoofdkerk over 1629-30, houdende dat werd uitbetaald aan ‘de huysvrouwe van Huybrecht van den Eynde, over het opstellen ende afstellen van den Ecce Homo in den ommeganck, by biliet 18 gulden.’
Een beeld van den heiligen Gedeon, in Onze-Lieve-Vrouwekerk, te Antwerpen, en het marmeren altaar in de Onze-Lieve-Vrouwekapel der St.-Jacobskerk, te Antwerpen, worden toegeschreven aan Van den Eynde, wiens door Antoon Van Dyck geschilderd portret, door Lucas Vorsterman werd gegraveerd. Onder de gravuur staat des beeldhouwers naam