De Vlaamsche School. Jaargang 32
(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPenningen der abdij van Tongerloo.Het is niet voor de eerste maal dat wij bovenstaanden titel neerschrijven. In eene vroegere verhandeling bespraken wij een drietal penningen, op last der abdij van Tongerloo geslagen, twee dagteekenend van de regeering van prelaat Streyters (1545), den derden van den tijd van prelaat Mutsaerts (1592). Wij verwierpen alsdan, met opgave onzer redenen, de meening van Van Mieris, die de twee eerste voor muntstukken hield, en opperden het gevoelen dat heel waarschijnlijk een of ander gedenkwaardig feit aanleiding gaf tot het vervaardigen der penningen, welke men bij gevolg als gedenkpenningen zou moeten beschouwenGa naar voetnoot(1). Eene latere ontdekking brengt volle licht in de besprokene zaak en ruimt allen twijfel weg, nopens den aard van deze en dergelijke Tongerloosche penningen. Een rekeningboek, loopende over de jaren 1510-1525 en gehouden door Joannes Martini, alias Martens, rentmeester der abdij, vermeldt in October 1523 eene bestelling van zilveren ongemunte deniers, te maken van gemunte geldstukken, van zulke gemakkelijk onderscheidbaar en op eene zijde den abtelijken staf, op den achterkant de beginletter van den naam des prelaats Antonius Tsgrooten vertoonend. Wij vertalen den post uit het Latijn: ‘October (1523). Ontvangen van mijn eerwaarden heer Antonius, abt van Tongerloo, den 4 October, 51 gemunte zilveren deniers (denarios projectiles monetatos argenteos), ieder ongeveer iii ½ st. i oord wegend, om daarvan andere ongemunte zilveren deniers te laten vervaardigen (denarios projectiles argenteos non monetatos), gemak- | |
[pagina 135]
| |
kelijk van andere zilveren geldstukken te onderscheiden. En Mr. Hieronymus goudsmid heeft den 5n October 1523, in bijzijn van Mr Rombout Keldermans, aangenomen, andere effene ongemunte deniers te maken, ten getale van 70; elk zal iii ½ engelschen wegen. Allen zullen aan eene zijde eenen staf, anders gezegd een crootse, en aan de andere zijde het navolgend teeken dragen: Uit deze aanhaling blijkt allerduidelijkst dat de geslagene deniers geene muntstukken waren; zij kunnen dus enkel gedenkpenningen zijn om aan vrienden ter gedachtenis te worden aangeboden; het bepaald feit, tot welks herinnering men ze vervaardigde, wordt wel niet aangegeven, maar wij weten van elders dat juist in 1523 men bezig was met het bouwen der nieuwe kloosterpanden - de eerste steen werd gelegd den 10n Juli 1523 en de laatste boog voltooid den 24n September 1524 -; men kan derhalve met grond besluiten dat bij deze gelegenheid die gedenkpenningen werden uitgedeeld. In alle geval blijkt eens te meer dat Van Mieris' bewering, als zou Tongerloo eigene munt hebben geslagen, tot hiertoe onbewezen bleef. De goudsmid Hieronymus, de vervaardiger der penningen, was Hieronymus Mamacker, een uitstekend zilverdrijver van Antwerpen, wiens voortreffelijke kunstvaardigheid een prachtig werk aan Tongerloo leverde. Hij maakte namelijk in 1543 (n. st. 1544), eene zilveren vergulde dekplaat voor een evangelieboek, versierd met een kruisbeeld, met andere beeldjes en sieradenGa naar voetnoot(1), welke heden nog in Engeland bewaard wordt, en waarvan wij later wellicht eene breedvoerige beschrijving mededeelen. Fr. Waltm. Van Spilbeeck. |
|