Pier en Roosje
Of de mislukte huwelijksaanvraag.
Kluchtlied
Koosjelief! wil naar mij hooren,
Ik verlang zoo naar uw hand;
Gij alleen kunt mij bekoren,
Heel mijn hart staat fel in brand.
Vaak ben ik u nageslopen,
Over dag en 's avonds laat;
'k Heb straat in, straat uit geloopen -
'k Wist soms met mij zelv' geen raad.
Word de vrouw van Pierke Spa.
Pier! 'k wil gaarne naar u hooren,
Maar spreek nimmer van mijn hand;
'k Heb een ander uitverkoren,
't Is een flinke, jonge kwant.
Altijd weet hij mij te vinden,
's Morgens vroeg en 's avonds laat;
Wij zijn zaâm de beste vrinden,
En dat is voorwaar geen kwaad.
Ik zeg neen, ik zeg neen!
Pier! ge loopt een blauwe scheen.
Ik ontzag geen hagelvlagen,
Donderbui noch harde wind,
Om mij naar het huis te wagen,
Waar gij woont, mijn lieve kind.
Vroos het ook om van te beven,
Sneeuwden stoep en venster vol -
Voor u waagde ik steeds mijn leven,
Want mijn hoofd is gansch op hol.
Hij ook telt geen onweêrsvlagen,
Felle winden noch orkaan,
Want ik spreek hem alle dagen,
Altijd komt hij bij mij aan.
Voorjaar, zomer, herfst of winter,
Immer is mijn Suus present;
Want wie jong is, Pier, bemint er -
Ik zeg neen, ik zeg neen!
Vriendjelief! ik heb er een.
'k Heb een goed bestaan, mijn liefje,
'k Ben een deftig kruidenier;
Goed van naam en faam, wat bliefje!
Als de grootste rijksbankier.
| |
Ik verhandel peperbollen,
Holwaypillen, chique in rollen,
't Is een muzikant, wat bliefje!
Die er alle deuntjes speelt;
Hij noemt mij zijn hartediefje,
En dat heeft me nooit verveeld.
o Hij weet zoo schoon te trommen,
Of te blazen op de fluit;
Of hij doet de bassnaar brommen,
o Het is zoo'n rare guit.
Ik zeg neen, ik zeg neen!
'k Ben met hem zeer wel te vreên.
Chocolade kunt ge drinken,
Ik verkoop de beste soort;
'k Houd van geene waar verminken,
Want dat is niet zoo als 't hoort.
Ook kunt gij een nootje knappen,
En een vijgje smullen, Roos;
Kom maar in mijn winkel stappen,
En snoep wat uit elke doos.
Als de cirque gaat beginnen,
In den blijden kermistijd,
Kom ik altijd gratis binnen,
Want men weet, dat hij me vrijd.
Dan drink ik een pintje Beyers,
In de poos van 't paardenspel;
Muzikanten zijn de vrijers,
Pierke Spa, versta je wel
Ik zeg neen, ik zeg neen!
Ga maar naar je winkel heen.
Ik geniet ook veel klandisie
Van de stads- en buitenliên;
Ik bezit voor elk provisie,
Kom mijn grooten winkel zien.
Voorts heb ik nog magazijnen,
Kelders, zolders, en zoo voort;
Mijn affaire zal niet kwijnen,
Zooals men van velen hoort.
Och! wat spreekt ge van klandisie,
Van de stads- en buitenliên;
Overal trekt Suus provisie,
Nooit nog hebt ge 't zoo gezien.
In den schouwburg moet hij spelen,
In den cercle en harmonie;
Op concert en bals bij velen,
Ik zeg neen, ik zeg neen!
En geloof me dat ik 't meen.
En ik zweer je, zoo waarachtig
Als wij hier te zamen staan,
Ik ben vlug nog en zóó krachtig,
Dat ik uren wijd kan gaan.
Voor en achter, onder, boven,
Want men moet thans vreeslijk sloven
Voor de winst van ééne cent.
Ha! ha! ha! nog vlug en krachtig,
O! gij schiet bij Suus te kort;
Want gij maakt mij daar indachtig,
Dat het hu zes weken wordt,
Toen hij moest naar Boom marcheeren
Met zijn zware contre-bas;
Maar die vracht kon hem niet deren,
Daar hij op zijn tijd er was.
Ik zeg neen, ik zeg neen!
Loop als Suus naar Boom eens heen.
Spoedig ga ik rentenieren,
Dàn leef ik op mijn gemak;
'k Huur het grootste der kwartieren,
Naar 't quiteeren van mijn vak.
Zaâm gaan wij dat meubileeren
Naar den allerlaatsten smaak;
Ieder zal ons respecteeren,
En wij leven met vermaak.
Klap me niet van rentenieren,
Zoo iets voegt voor oude liên;
Dat ge uw rustdag blij moogt vieren,
Hoop ik met mijn Suus te zien.
'k Zal dan in een huisje wonen,
Niet te groot en niet te klein;
Want mijn Suus trekt goede loonen,
Die ons wèl bij kas doen zijn.
Ik zeg neen, ik zeg neen!
Luister toch naar mijne reên.
Dàn zit ik gerust te smoren
En gij, Roos, mijn uitverkoren,
Deelt in alles wat ik won.
'k Hoor de kat reeds naast u spinnen,
En de hond ligt bij mijn stoel -
Blijft mijn eenigst levensdoel.
Word de vrouw van Pierke Spa.
Dàn zit ik in huis te zingen
Voor geen kat en voor geen hond,
Maar voor kleine lievelingen,
Die er springen om mij rond.
| |