Kinderen.
't Is aardig, lief, grappig, klein volkje als men ze oppervlakkig beziet; ze zijn belangwekkend, wanneer men zich de moeite geeft ze te bestudeeren. Gaat men oplettend en ernstig hun doen en laten na, dan zijn het kleine menschen die meewerken aan onze ontwikkeling, die ons leeren, beheeren, regeeren.
Wanneer het kind ‘in huis’ komt, is plotseling de spil gevonden waarom alles zich beweegt en draait. Van zijn wiegje uit regeert het met ontzachelijk groote macht, despotisch en streng. Hoe jonger het is, hoe krachtiger zijn invloed, hoe zwakker het is, hoe tyrannieker zijn macht zich doet gevoelen. Wordt het ouder, dan verandert de verhouding tot zijn omgeving; van alleenheerscher wordt het constitutioneel monarch, en menigmaal zijn vader en moeder ministers, die hun portefeuilles met angst vasthouden willen, maar 't nauwelijks kunnen.
Die menschen in knop te bespieden, op de dwaalwegen hunner ontkiemende phantasie, is verrukkelijk, opbouwend en leerrijk. 't Kind gade te slaan in zijn ontwikkeling, is een blik werpen in een wereld van wonderlijke tegenstrijdigheden, vol ernst en dwaasheid.
Uit den eersten toestand van onbewustheid worstelt het kind zich los en dringt zich naar de beschaving en ontwikkeling van ‘den mensch,’ maar tegelijk ook in de groote komedie, die de sterveling te spelen heeft van zijne geboorte af, jaren lang, totdat eindelijk de dood het scherm doet vallen en een einde maakt aan het drama - niet zelden een treurspel.
Het kind is half engel, half aap; hoe diep moet het vallen - hoe hoog moet het stijgen eer het ‘mensch’ is! Maar zooals het is, verovert het ons hart door zijn lieftalligheid, zijn eenvoud, zijn grappigheid en zijn ernst.
Ernst? Zeker, een kind is ernstig. Let maar eens op, met hoeveel deftige nadenkendheid een kind iets beziet wat nieuw voor hem is.
Benijdenswaardige kleinen! voor hen is alles nieuw en belangwekkend.
Met een hoog ernstig gelaat, als zocht het naar de quadratuur van den cirkel, beschouwt het alles en iedereen. Het ziet, hoort en geniet alles voor het eerst. 't Heeft gewaarwording op gewaarwording, zonder te beseffen of te vermoeden, dat het later in het spoor der alledaagschheid zal glijden, waar het tegenwoordige uur op het vervlogen uur gelijkt en als voorbeeld dienen kan voor het toekomende.
Alles is voor hem nog een mysterie.
Een paard, een wagen, een aapje op een stokje of een locomotief, staart het met even verwonderde groote oogen aan; 't verbaast zich over alles. 't Kent noch afstand, noch afmeting. Voor 't kleine kind dat, in zijn kinderstoel zittend, over den rand der leuning naar beneden kijkt, is de afstand van het tapijt tot aan zijn verbaasd opgetrokken wenkbrauwtjes minstens even groot en eerbiedwaardig, als voor den toerist de afstand van Rigi-Kulm tot de aan zijn voet liggende bergen en valleien.
Van uit zijn kleine houten residentie oefent het kind een onweerstaanbare macht en aantrekking uit op de hem omgevende menschen. 't Ziet, onbewust van zijn kracht en despotisme, op tot de slaven zijner zwakheid. 't Leeft in een atmosfeer van liefde zonder het te gevoelen of te beseffen.
Volwassenen die niet van kinderen houden, vindt men zelden - bijna nooit; zelfs menschen, die niet van menschen houden, menschenhaters, zijn dikwijls de grootste, hartstochtelijkste kindervrienden. Uit verachting voor de grooten, nemen zij hun toevlucht tot de kleinen, die nog vrij zijn van list, bedrog en geveinsdheid.
Wie de wereld kent en ondervonden heeft wat de wereld is, zal de groote menschen nemen zooals ze zijn, het kaf van het koren scheidend, maar het kind zal hij in zijn armen nemen en liefhebben, zonder de volwassenen te haten.
Justus Van Maurik.