Frankische en Romeinsche oudheden
in de provincie Namen ontdekt.
De Oudheidkundige Maatschappij van Namen deed gedurende het jaar 1885 eenige belangrijke vondsten in den bodem van de provincie Namen, waar zij, in onderscheidene dorpen, uitgravingen liet bewerkstelligen. Deze vondsten hebben betrekking tot de oude bewoners van België. Op den top van een steilen berg, in het dorpje Han-a/d-Lesse, arrondissement Dinant, werd de daar bestaande aloude legerplaats onderzocht, welke dagteekent van vóór den tijd der Romeinen. Deze legerplaats had eene verschansing van nog aanwezige boomstammen, waterpas op gelijken afstand van elkander gelegd en door dwarshouten aaneengehouden, terwijl de tusschenruimten met steenen en aarde waren aangevuld; elke boomstam heeft 0m45 in 't vierkant. Op sommige plaatsen, waren sporen van een geweldigen brand zichtbaar. In zijne geschiedboeken beschrijft Julius Cesar dergelijke legerplaatsen als kampen, waar de Galliërs hun kroost en have voorloopig in veiligheid brachten. Nadat de Romeinen onze gewesten hadden veroverd, moeten zij de legerplaats van Han in gebruik hebben gehouden, want buiten de verschansing is een metselwerk aangebracht, hetwelk blijkbaar van Romeinschen oorsprong is. In de legerplaats zijn grove potscherven gevonden, benevens keisteenen en hertshoornen, die door menschenhanden waren bewerkt.
In de gemeente Olloy, arrondissement Philippeville, bevindt zich eene dergelijke legerplaats, op eene hoogte, die omringd is van een dal, waarin de Viroin stroomt. Er is daar eene verschansing van steenen en aarde aangebracht, die 12 meters dik en 2 meters hoog is. Uit den grond werden schilfers van keien en potscherven opgegraven. Niets anders
Te Thanville, een gehucht van het dorp Pondrôme, werd een veld ontgraven, waar de Romeinen de lijken hunner afgestorvenen verbrandden. Men vond, in een veertigtal aloude graven, op dit veld, onder ander pottegoed, eene sierlijke kruik, met breede boorden, bruin en rood beschilderd; eene vaas met leeuwenkop, waarin een gat was gemaakt, om het vocht te laten uitloopen; gespen; bronzen geldstukken van het Romeinsche rijk vóór zijn verval.
In het gehucht Eclay, tot dezelfde gemeente Pondrôme behoorende, werd eene Frankische begraafplaats met 200 lijken opengelegd. De oude Franken werden, naar Germaanschen trant, in hunne wapenrusting begraven; de vrouwen, versierd met hare juweelen, werden naast hare mans ter aarde besteld. Te Pondrôme wezen vier groote degens de overblijfselen der opperhoofden van den stam aan; vrijgeboren mannen alleen kregen hun degen, hunne bijl en lans mede in het graf; de lijfeigenen of laten droegen een korten breeden sabel, kortelas geheeten; de slaaf werd grafwaarts gebracht met een gewoon mes in den gordel. Uit de begraafplaats werden te voorschijn gehaald: wapenrustingen van vrijgeboren mannen, kortelassen, messen; lijfsieraden en juweelen van vrouwen; bronzen geldstukjes van de Romein-