Op het graf mijns vaders,
Joseph Ceulemans, weduwenaar van Elisabeth Wouters en Maria Janssens, geboren te Putte en godvruchtig overleden te Heyst-opden-Berg, den 8n September 1885, in den ouderdom van 82 jaren.
Uw tijd is om. De beêklok in het ronde
Verkondt: hij zal voor 't werk niet op meer staan,
Doch gansch een dorp besluit uit d'eigen monde:
De Dood ziet hem met zooveel eerbied aan,
Dat nog haar storm dien eik niet zal doen bukken....
En 'k hield in mij wat liefde er heeft vergaard.
Maar nu 'k uw hart niet meer op 't mijn kan drukken,
Mag ik nu zeggen, vader, wie gij waart?
Daar zeetlen menschen, hoog, op gouden tronen,
Daar zwoegen menschen, laag, op zee en land;
Beschenkt het lot de grooten slechts met kronen,
Ik vlecht die liefst voor braafheid en verstand.
De rijkste kroon, door menschen ooit gedragen,
Plaats ik, geknield, op uw eerwaardig hoofd,
Zij schittert (wie durft meer op 't sterfbed vragen?)
Van eer en deugd, nooit door een vlek gedoofd!
Uw geest en hart, uw denken, voelen, streven,
Het eenig erfdeel, dat ge ons achterlaat,
Die schat, o vader, is ons meer dan 't leven,
Hij maakt ons sterk voor 't goed en tegen 't kwaad.
En, vader, 'k leg in naam van al uw kindren,
Dien heilgen eed der plicht eerbiedig af:
‘Dit erfgoed zal in waarde nooit vermindren,
Zoolang er één mag knielen op uw graf!’
Heyst-op-den-Berg, 30 Sept. 1885.
|
|