Maria-Johanna Kleine geb. Gartman. 1818 + 1885.
Neerlands beroemdste en meest uitstekende tooneelkunstenares stierf den 29n September 1885 te Amsterdam, dus zeer kort nadat zij als speelster afscheid had genomen van het tooneel, aan hetwelk zij niet minder dan 50 volle jaren was verbonden geweest. In onzen vorigen jaargang, blz. 76, gewaagden wij van de afscheidsvertooningen, waarmede de uitstekende vrouw hare kunstloopbaan besloot. Die loopbaan is ongeëvenaard welvervuld en onafgebroken glansrijk geweest. De groote kunstenares gunde zichzelve, het nooit van haar spel verzadigde publiek liet haar geene rust. Verbazend was de buigzaamheid van mev. Kleine's talent. Zij schitterde in alle rollen, hoe uiteenloopend en geheel van elkander verschillend zij ook mochten wezen. En aan elke rol wist zij haar streng en geheel eigenaardig karakter te bewaren: zij was metterdaad de persoon, dien zij op het tooneel moest voorstellen, vorstin, adellijke vrouw, burgervrouw, volksvrouw, visscherin, boerin; alle toestanden, in het menschelijk leven, van de meest bewogen tot de hoogst eenvoudige, van de vreeselijkste tot de rustigste, wist zij treffend aanschouwelijk te maken, zonder ooit in overdrijvingen te vervallen, noch door woorden, noch door gebaren. Geheel haar spel berustte op diepgevoelde natuurlijkheid. Het mag voor het Nederlandsch tooneel een voorrecht worden genoemd, hetwelk niet hoog genoeg kan worden gewaardeerd, deze groote kunstenares gedurende gansch de helft eener eeuw te hebben bezeten. Haar invloed is voor de vorming en ontwikkeling van andere talenten, op het gebied der tooneelspeelkunst onschatbaar heilzaam en vruchtbaar geweest. De hoogachting en de roem, die zij in haar vaderland genoot, mogen in den ruimsten zin van het woord algemeen worden genoemd. In alle plaatsen, ook in kleinere gemeenten, was haar naam gekend en gevierd, bij alle standen der samenleving. Z.M. koning Willem III droeg haar het gouden eeremetaal ter erkenning van groote verdiensten op.
De bewondering en de gevoelens van liefde en gehechtheid, haar zoo ruimschoots toegedragen, bezorgden der betreurde kunstenares, den 5n October 1885, te Amsterdam, een lijkstoet dien koninginnen haar mogen benijden. Zij was den 31n December 1818 geboren en sedert haar 18e jaar getrouwd met L. Kleine, een verdienstelijk violist. Er worden schikkingen gemaakt, om het noodige te doen, ten einde een gedenkteeken voor haar op te richten. Eene schaar Amsterdamsche dames heeft een eigen graf voor de laatste overblijfselen der kunstenares aangekocht. Dit graf is gelegen vlak naast de begraafplaats van den tooneelist J.H. Albregt (zie onzen jaargang 1879, blz. 116).
De Amsterdamsche firma Grisanti heeft het gelaat der doode afgegoten in gips, om haar portret te maken.
Bij laatste wilsbeschikking heeft de kunstenares bepaald, dat hare erfgenamen slechts het vruchtgebruik zullen hebben van hare geldelijke nalatenschap. De sommen, naarmate zij vrijvallen, zullen worden gebruikt tot stijving en uitbreiding van eene kas, die den naam van Kleine-fonds draagt, en waaruit aan oude en behoeftige tooneelisten hulp kan worden verleend. Schenkingen en bijdragen voor het fonds worden gaarne aangenomen.