De Vlaamsche School. Jaargang 31
(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWereldtentoonstelling voor schoone kunsten.
| |
[pagina 159]
| |
doortocht aan den geknevelden booswicht zal verleenen? De schoone tijd is uit; de bladeren vallen van de boomen; de voorspoed van den belichte is ten einde. Ja, alles spreekt in het uitmuntend tafereel, dat waardig eene plaats bekleedt in het museum van Hannover. Min sprekend, alhoewel prachtig samengesteld, is het speelhuis te Monte-Carlo, een ontwerp dat anders en belangrijker kon voorgesteld worden. A. Bombach (Berlijn) brengt eenen gemoedelijken Winteravond en F. Bombach (Berlijn) de naar de natuur getroffene Lichtbaak op het eiland Neuwerk, ten toon. Zeer lief is het Spaansch meisje van E. Bosch. Een alledaagsch onderwerp: Landschap met een molen, vertolkte W. Brandenburg op keurige wijze. Voortreffelijke hoedanigheden zijn op te merken bij de Munchensche meesters J. Brandt: Moeielijke toestand, en F.M. Bredt: Zaïda, evenals bij den Berlijner C. Breitbach, die een Dorpsfeest in Hessen op het doek bracht. De Schapenstal van A. Brendel, leeraar aan de kunstschool van Weimar, is tamelijk breed geschilderd. F. Brütt. Vrijgesproken! Bedrogen we ons wellicht, wanneer wij den betichte van Bokelmanns Aanhouding eenen booswicht noemden? Is hij 't, die, door het gerecht vrijgesproken, hier in de armen zijner echtgenoote vliegt? Laat ons het veronderstellen. Schoon het onderwerp niet nieuw zij, de schilder heeft het op belangwekkende wijze en met een waar talent voorgedragen. C. Buchholz (Oberweimar, Weimar). De Novemberdag, aangekocht voor de verloting, is prijzenswaardig, en niet onbevallig de voorstelling: Aan de rivier van F. Bunke (Weimar). A. Burger (Cronenberg bij Frankfort a/M). Deze behaalde reeds het gouden eeremetaal te Munchen in 1879. Goed geschilderd is De vleeschhal te Frankfort a/M. Van wijlen R. Burnier, een Hollander, te Dusseldorp overleden in 1884 (zie de Vlaamsche School van gemeld jaar, blz. 44), Herinnering van de Ardennen. Dr. C.P. Burnitz (Frankfort a/M) brengt ons terug te Frankfort-aan-den-Main en geeft er eenen fraaien Zomermorgen te zien. G. von Canal. Goed gelukt is de Hollandsche vliet. H. Dahl legde veel uitdrukking in Liefde en jaloezie, ook is het stuk aangekocht door den heer Merry del Val, minister van Spanje te Brussel; In de lente is niet min goed gepenseeld. F. von Defregger (Munchen). Des schilders portret is een der vele uitmuntende, welke in de afdeeling voorkomen. Jagervertelsels is eene niet min uitmuntende kabinetschilderij, die in de verzameling van den lastigsten liefhebber met eere zou prijken. H. Deiters, bovengenoemd onder de afgevaardigden ter inrichting der afdeeling, plaatste twee goede landschappen zijner hand: In de schaduw van het bosch en Israëlietische begraafplaats, dat voor de verloting is aangekocht. Van leeraar W. Diez (Munchen) hebben wij raadselachtig voorgestelde Stroopers, en van F. Ebel eenen Herfstmorgen, in Opper-Hessen gezien, die beide van geoefende penseelen getuigen. A. Eberle (Munchen). Allerliefst en vol uitdrukking is het huiselijk tafereel Na de school, waar de bezorgde moeder boterhammen maakt voor het kleine volkje, dat met hongerige magen uit de school wederkeerde. T. von Eckenbrecher. De Aankomst van de stoomboot laat ons redelijk koud. W. Emelé (Munchen) meldt in zijn goed geschilderd Tot afscheid! dat het vertrekkensuur weer daar is. G.H. Engelhardt (Berlijn) vertoont een landschap In het Hartzgebergte, het lievelingsoord der Duitsche landschapschilders. A. Erdtelt (Munchen) heeft, benevens een goed portret, een goed geschilderden maar natuur missenden Rooker ingezonden. H. Eschke (Berlijn). In de duinen en Aan de monding der rivier Prerow zijn twee puike tafereelen. C.L. Fahrbach geeft ons een fraai gezicht op den Bouwval van het slot van Heidelberg Het is de afbeelding van de gracht des burchts. C. Fehr (Berlijn). Een kloosterling schijnt ons een met zorg afgewerkt portret. A. Fink (Munchen) bracht eenen Herfstavond, in een moerasland opgemerkt, ten toon. W. Firle (Munchen). Eene schilderij van eerste klasse noemen wij het Morgengebed in een Hollandsch weezenhuis. De dochterkens heffen in koor het morgengezang aan, waar de oude bestierster in haren leunstoel, ingetogen op toeluistert. Hij behaalde slechts het eeremetaal van de 2e klasse. P. Franck. De herfst met zijne bonte treurnis schijnt bij de kunstenaars den voorrang op de andere seizoenen te genieten. Zooeven zagen wij den Herfstavond van Fehr; hier hebben wij Een park, in hetzelfde jaargetijde, met opmerkzame oogen waargenomen. A. Gabl (Munchen). De inenting der kleinen, onder de oogen der moederlijke liefde, is allerbest opgevat, maar komt ons wat al te vlokkig van schildering voor. Ed. von Gebhardt. De opwekking der dochter van Jaïrus draagt het kenteeken van een onbetwistbaar talent, ofschoon wij niet erg zijn ingenomen met de strekking, die de evangelische verhalen in andere tijden en op vreemden bodem verplaatst. Hier geschiedt de miraculeuze opwekking in eene Westfaalsche boerenwoning der xve eeuw. De kat, op het vensterblad rustend, de hond den vader naar de deur volgend, al die huiselijke kleinigheden, voortreffelijk geschilderd, zoo gij wilt, zijn beneden de waardigheid van het onderwerp. O. Gebler (Munchen). Het einde van den vos is het werk van een kundigen dierenschilder, die de natuur voor gids neemt, zooals het overigens behoort, wil men iets goeds aan het licht brengen. N. Geiber (Berlijn). Gelijke worp is een aangenaam tafereel. Een deskundige beweerde, dat de teerlingen niet juist genummerd zijn, dus niet eerlijk. | |
[pagina 160]
| |
F. Grebe. Welgelukt Landschap, aangekocht voor den tombola; Aan den Sognefjord (Noorwegen) is eene aangename voorstelling. De Ten anker komende pink van G. Grobe komt ons ook goed voor. R. Grönland (Berlijn) brengt flink geschilderde Zeekreeften en oesters ter tafel. E. Grützner (Munchen). Een welkome gast. De joviale gast is zeer waarschijnlijk een weldoener van het witheeren-klooster, die zijnen vrienden een goed nieuws brengt of eene aangename vertelling doet; het tafereel is een meesterstuk, dat onbetwistbaar in ieder museum een welkome gast zou zijn. N. Gysis (Munchen). De jonge lezer is niet zonder verdiensten; het wezen mist natuur. Th. Hagen, een leeraar der kunstschool te Weimar, leverde een fraai Landschap in de duinen. E. Hallatz (Berlijn). Op weg naar de paardenmarkt mag tusschen de verdienstelijke werken dezer afdeeling gerekend worden. E. Harburger. De dorpsgeneesheer bij het zieke kind, is scherp opgemerkt en gevoelvol wedergegeven. L. Hartman. Dezes Trekpaarden schijnen van een schoon ras te zijn, en H. Hartwich geeft een kijkje Onder de olijfboomen. De drie laatstgenoemden wonen te Munchen. A. Henke. Dezes Herten doen ons een goed dierenschilder opmerken, en het Hollandsch landschap van H. Hermann (Berlijn) is zeer fraai. Een Overzetbootje van C. Heyden hangt ruim hoog om goed gewaardeerd te worden. R. Hirth du Frênes (Munchen) bepaalde zijne zending bij een goed getroffen Studiekop. P. Hoecker (Berlijn) leverde verdienstelijk werk in zijn stukken: Aan boord van een Duitsch oorlogschip, waar de manschappen hunne geweren aan 't poetsen zijn en Herinnering aan Zeeland. A. Höffler (Frankfort a/M.) stelde eene Herinnering van het Taunusgebergte op doek. J.L. Hofner (Munchen) nam zijn onderwerp in het dierenrijk: flink getoetste Schapen het voeder van paarden verslindende. Holmberg (idem). De jonge zoeker, een studielievend jongeling in een weelderig vertrek der xve eeuw, is eene zorgvuldig uitgevoerde schilderij, vol karakter, die echter niet te koop is. F. Horadam (Weimar) komt voor den dag met eene gezellige Avondpartij en J. Huth (Berlijn) met een Gezicht op de Zuiderzee, nabij Harlingen genomen. R. Jordan. Op zoek naar eene vrouw is eene geestige voorstelling, waarvan de typen en gelaatstrekken der aanwezige personen vooral goed getroffen zijn. Aangekocht voor de verloting. C. Jrmer. Zeer fraai Landschap in het Hartzgebergte. C. Jungheim, Het eiland Capri is met indrukwekkende waarheid weergegeven. Graaf L. von Kalkreuth (Weimar). Biddende kinderen is een bevallig stuk te noemen. F. Kallmorgen (Karlsruhe 1/B). Verdienstelijk is Het graven van eene vaart, nabij de Noordzee, en goed getroffen de Melkboerinnen. Mev. Kallmorgen, geb. Hormuth. Sappige, blozende krieken zijn het zoogezegde Stilleven door den catalogus aangegeven. O. von Kameke (Berlijn) stelt ons het breed geschilderd Kasteel van Grünewald; A. Kappis (Stuttgart) een Landschap; A. Keller (Munchen), Een orakel; A. Kessler, twee zeestukken: De stranding van een jacht en Herinnering van de Noordzee, voor oogen, dat door de heer J. Chojnovski is aangekocht. O. Kirberg bewerkte met kunst een versleten thema in zijne Hollandsche kermis. W. Klein. Een landschap, afgebeeld bij 't vallen van den avond, mag gelukkig heeten. E. Klimsch (Frankfort a/M). Het portret van Moeder en kind in xvie-eeuwsche kleeding, is allerliefst uitgevoerd op een gouden grond. L. Knaus (Berlijn). In het portret van hoogleeraar Mommsen vindt men de kracht en het leven den meester eigen. Het is eer geheel een tafereel dan een eenvoudig portret. De geleerde is in zijne boekenzaal; het oog vol leven en de machtige uitdrukking, op zijn aanschijn te lezen, zeggen bij den eersten blik dat hij geen alledaagsch man is. Het stuk behoort aan de Nationale galerij te Berlijn. E. Koerner (Berlijn). 's Avonds op den Nijl schijnt ons de ware uitdrukking van een natuurtafereel. G. Koken (Hannover). 's Avonds (weeral 's avonds!) na den regen is heel natuurlijk en goed gepenseeld. L. Kolitz (Kassel). De vreemde voorstelling eener begrafenis, welke den leeraar in schilderkunst aandoenlijk kan getroffen hebben, en hier De nieuwe straat getiteld, is niet erg aanlokkend. C. Kröner geeft ons een gezicht Op den Brocken, het hoogste punt van den Hartz. A. Laupheimer (Munchen). Heel aardig is de kleine In vacantie. Hoe genoeglijk is het hem, weder in het ouderlijk huis zich te kunnen vergasten aan den eierkoek, de geliefde spijs, waar in de kostschool nooit spraak van was. De ouders zelven hebben smaak in den eetlust van den jongen, en ons bevalt de schildering uitnemend wel. H. Leinweber. De eerste korhaan is goed en geestig voorgesteld. F. von Lenbach (Munchen). Twee uitmuntende portretten van den leeraar Döllinger en van den heer von Lipphard, die aan Holbein en Tintoretto doen denken, derhalve als strekking niet aan te bevelen. Bij de gravuren hangt nog een puik geteekend vrouwehoofd van denzelfden meester. M. Liebermann (Berlijn). De hof van een bierhuis te Munchen, onlangs nog te Brussel gezien, is zeer wel opgevat; menschen en kinderen wemelen er om ter meest door elkander, L. Linder (Munchen): De zeer wel afgebeelde Sint-Janskerk te Munchen. J.W. Lindlar. De bron van den Rijn aan den St.-Gothard. L. Loefftz (Munchen). De nood Gods, een meesterlijk werk, echt godsdienstige schilderij, met veel talent en wijs behandeld; ook bekwam hij welverdiend het eeremetaal van de 1e klasse. Mej. M. Loewe. Het kind der weduwe, een klein meisje, dat in het gasthuis door de kloosterzuster verzorgd en nu door de moeder bezocht wordt, is zeer schoon. Wij verkiezen het stuk boven het fraaie Damesportret. | |
[pagina 161]
| |
R. Lorenz (Weimar). Deze knappe dierenschilder leverde flinke Paarden in de weide. C. Ludwig (Berlijn). De Bergkloof met smidse van Cyclopen is eene zeer wel bewerkte schilderij van dezen verdienstelijken leeraar. J. Lulvés (Berlijn). De vrienden zijn wel getroffen en vormen een zeer aangenaam stukje; dat moet ook het gedacht zijn geweest van den heer C. Leroux, van Parijs, die het kocht, nadat het reeds voor de tombola was bestemd. G. von Maffei (Munchen). De vos zijne jongen onderrichtende komt ons wat al te kleurig voor. G. Majer (Munchen). Het gebed is met gevoel geschilderd. Na eenige genoegelijke oogenblikken, doorgebracht bij de talentvolle werken van C. Mali, Hoeve met eene kudde schapen; W. Marc, Kloosterhof; P. Martin, Idylle, allen van Munchen; en G. Marx, Harddraverij en Een val; verwijlen wij gaarne wat langer bij de Zinsverrukking van Catharina van Emmerich, door G. Max (Munchen). Moet men niet kwistig met het woord meesterstuk omspringen, hier krijgt het met recht zijne toepassing. Algemeen wordt het tafereel de parel der Duitsche afdeeling genoemd. De wonderbare Catharina, halflijfs voorgesteld, op het rustbed neergezeten, wordt door de straks gedoofde vlam eener kaars en door de eerste schemering van den opkomenden dageraad verlicht. De blankheid van haar aanschijn is in volmaakte harmonie met het witte beddegoed. De vermagerde handen gaan omhoog naar den doek die de bloedige wonden van het voorhoofd bedekt. Die gegevens, zoo eenvoudig, zijn met eene onovertroffene volmaaktheid uitgevoerd; geene moeilijkheden van teekening, kleur, of harmonie hebben den kundigen meester afgeschrikt; stoutmoedig heeft hij ze aangegrepen en zegepralend verwonnen. Van E. Meissner (Munchen) is tentoongesteld eene Kudde schapen in een sneeuwstorm. A. Metzener. Verdienstelijk zijn de tafereelen 's Morgens in het hoogland en Herfstdag. Möller, Nils Björnsen, brengt ons op de westkust van Zweden, bij de Kirchhaven te Lysekil; R. von Möller (Munchen), bij eene Hollandsche vaart; mej. P. Monjé, oefende haar talent in een Volksfeest der xvie eeuw, een dikwerf geschilderd tooneel. A. Montemezzo (Munchen). Een wezenlijk talent is in de Paarden op de weide, en in de Weide op te merken. C. Mücke. Vertroosting is goed getypeerd. Ook ons komt eene vertroosting te pas, bij de droevige najaarsafbeeldingen die om strijd nu volgen. Immers, bij E.J. Müller (Frankfort a/M) heet het 's Morgens in 't laatst van den herfst; bij C.W. Müller (Dresden) heeft men een goed geschilderd gezicht In de kerk, andermaal in den Herfst; bij Müller-Kürswelly (Berlijn), eenen Herfstavond; van de twee landschappen van L. Neubert (Munchen), heet het eene Lente het andere Herfst; bij G. Oeder is het hier Avond, ginds Herfst. Wij zijn nog niet ten einde met de herfstschilders; A. Schweitzer zal u buiten eene Jacht bij sneeuwtijd in het Eifelgebergte, eenen Herfstmorgen in het Ilsedal, Hartzgebergte, te zien geven; J. Wenzlein, leeraar te Munchen, Lente, maar ook Herfst, in een moerasland. - Goddank! H. Oehmichen brengt er wat meer leven bij, met zijn voortreffelijk Bij den dorpsburgemeester. Vermelden wij ter loops mej. T. Ostermaeier (Munchen), die een lief Stilleven op de tentoonstelling liet verschijnen; B. Pallik, Schapen en lammeren in den stal; mej. A. Peters, kleurige Bloemen; en H. Petersen-Angelen, De reddingsboot. G. Piltz, leeraar te Weimar, wist van De naailes eene pittige voorstelling te maken. R. von Poschinger (Schleifsheim bij Munchen) vergast het oog op een heerlijk Landschap, terwijl F. Possart (Berlijn) droever doet nadenken bij De gevangentoren in het Alhambra te Granada. Nota bene: Het droef nadenken valt op het voorgestelde, niet op de schildering, die loffelijke hoedanigheden bezit. Wij houden niet lang stil bij het werk van mej. E. Preyer, Fruit, aangekocht door den heer J. Chojnovski. P. Preyer, Snipperuren, en C. Rahtjen (Berlijn), 's Avonds, nabij Dantzig opgemerkt. W. Räuber (Munchen) toont twee fraaie portretten: eene Oude dame en een Jongeling, waarvan de achtergronden niet gelukkig te noemen zijn; de Ontmoeting van eene Zweedsche voorhoede met een kloosterling, is eene goede schilderij. Een lachend, schoon en bloemig, fijn geschilderd Tyroolsch meisje van E. Rau (Munchen), heeft den meesten bijval; dat is ongetwijfeld een portret en wij wenschen den gelukkigen winner op voorhand proficiat, nu het voor de tombola is aangekocht. P. Ravenstein (Karlsruhe) ontleent aan Italië: 's Avonds op de Piazza te Assisi en Castel à la Riviera. W. Riefstahl (Munchen). Voortreffelijk geschilderd is Een apostel in de Rhetische Alpen. P. Riess (Weimar). Overstrooming in Warthebruch, is eene fraaie lentevoorstelling. T. Rocholl. Afgestegen, zijn kurassiers, die bij een oponthoud hunnen dorst lesschen aan eene beek. C. Rodeck (Hamburg) gunt ons eenen oogslag op de Kleine haven aan de Elbe, nabij Hamburg. M. Roman (Karlsruhe). Herinnering der vallei van Borghetto, nabij Bordighera. A. Sarter, eene Grazende koe. H.F. Em. Schennis, eene Idylle (landschap) en Versailles. Is Duitschland het land der denkers, 't verwondert ons des te meer, over het algemeen, zoo weinig gedachte in de werken der Duitsche afdeeling aan te treffen. Aan verdienstelijke uitvoering mangelt het niet, maar te nauwernood is hier en daar een tafereel, waar een denkbeeld u tot den geest spreekt. Hier hebben wij weer eene reeks van landschappen en dergelijke vertooningen: C.C. Schirm (Breslau), Aan de Oder; H. Schleich (Berlijn), een Landschap in het duin. Van te Munchen gevestigde schilders: E. Schleich, junior, | |
[pagina 162]
| |
Mistige morgen; E. Schleich, senior, een gezicht op Dachau; Het kasteel Pennenfelden en twee landschappen, insgelijks te Dachau. Ietwat levendiger en geestiger zijn de twee tafereelen van M. Schmid: Voor de zitting en De ingezeepte dorpsherder. Het eerste stelt eenen dominee voor, die zich door een meisje de korte broek boven de kuiten laat vastgespen, en daar behagen schijnt in te nemen. In het tweede brengen dorpsmeisjes hunnen herder kippen ten geschenke, maar staan heel verbluft, ontsticht, daar zij hem in hemdsmouwen en met ingezeepte kin aantreffen. Het naïeve volk denkt niet na, dat ook de geestelijke eenen baard te scheren heeft; het booze ergert zich over al zijn doen en laten, hoe natuurlijk het ook zij. Na de Avondstilte van H. Schmidt (Weimar), kunt gij een allerbest denkbeeld u vormen van Zwitserland, bij de Maderan-vallei, van E. Schoenfeld. L. Schönchen (Karlsruhe), geeft Het strand te zien; G. Schönleber, professor aan de kunstschool te Karlsruhe, de breed geschilderde Overstrooming van de Neckar; N. Schrödl (Frankfort a/M), Bijeengeplaatste portretten en eenen Kloosterling van Sorrento; W. Schröter, Winteravond. Feestgroet, zoo heet het fraaie doek van C. Schulteiss (Munchen), waar, van uit het balkon des kasteels, de bazuin wordt gesteken, ter aankondiging van het heerlijk feest; Fruit en champagnewijn, zooals G. Schulz allerfijnst op het doek verbeeldde, zal bij het feest niet ontbreken. Op eene geestige schilderij van C.M. Seyppel, getiteld De ontploffing, wordt de schuimende Rijnwijn in gezelschap ontkurkt. Overzien wij, zoo kort mogelijk, wat er van de Duitsche afdeeling ons nog rest te beschouwen. C. Schultze, Winteravond. T. Schüz, Lentelandschap. E. Schultz-Briesen. Bij een ziekbed is indrukwekkend; moeder en dochter verbeiden met angst het woord, noodlottig, of hoopgevend, van den geneesheer, die den zieke den pols voelt; Voor de kerk, aangename voorstelling en een goed Portret. A. Seel. Eene vertelster in een Egyptischen harem is eene fel kleurige maar zeer aangename schilderij. A. Seitz (Munchen). Na de jacht op korhanen is nog al aardig. O. Serner, Hut op het eiland Rügen. N. Sichel (Berlijn), Salome. A. Siegert, gewezen leeraar, wiens overlijden wij in 1884, blz. 11, vermeld hebben en die in zijn leven eeremetalen te Amsterdam, Weenen, Londen en Dusseldorp behaalde, heeft hier twee goede stukken, getiteld: Goed bediend en Slecht betaald. F. Sonderland, Wel bewaakt. H. Sondermann. De leeszaal in het Curhaus te Wiesbaden, hangt wat hoog om goed gewaardeerd te worden. Mej. H. Stromeyer (Karlsruhe). Een goed stilleven getiteld: Op het meer. O. Strützel. In Augustus. C. Stuhlmüller (Munchen). In rijtuig, Jonge koewachtster, Twee drinkende koeien. Mej. M. Sturm (Munchen). Stilleven. F. Sturtzkopf (Weimar). Binnengezicht van een paleis, is prachtig, hoogst zorgvuldig bewerkt en meesterlijk gepenseeld. C.G. Süs. De vos in het hoenderhok vormt een zeer eigenaardig dierentooneel; jammer dat het zoo hoog hangt. Van de te Munchen gevestigde schilders melden wij nog: A. Thiele, Gure winter. V. Tobler, Jan Klaasspel, eene aangename voorstelling. M. Todt, In de herberg, een zeer fijn uitgevoerd kabinetstukje. A. Treidler. Hoogst vermakelijk en talentvol uitgevoerd is de voorstelling Na het middagmaal. W. Trübner, Een landschap, met soldaten. F. von Uhde, Laat de kinderkens tot mij komen, is eene verdienstelijke samenstelling, maar niet gelukkig van kleur. L. Vollmar. Grootmoeders feestdag is goed getroffen en de gelukwenschen der kinderen alsook de voor hen te wachten smulpartij vol aantrekkelijkheid. J. Weiser. Het binnenhalen van het hooi, in een klooster, mist onderscheiding in de uitdrukking der paters en de achtergrond laat veel te wenschen als uitvoering. R. Thierbach (Stolberg aan den Harz) geeft ons een echt Duitsch Landschap te aanschouwen. A. Thomas (Dresden). Diana en Acteon, in een fraai landschap voorgesteld. M. Volkhart. Lentedroomen en de Picknick, wat al te kletterend en bont van kleuren. Het eerste is aangekocht door den heer K. Van der Linden, te Antwerpen. G. Wendling. Een goed weergegeven Visschersdorp. F. Wichgraf (Berlijn). Een zeer lief Napolitaansch meisje. Van de volgende Munchener schilders: L. Willroider. Prachtige herinnering van Riviera-di-Ponente. C. Wimmer. De opgang der maan, doet goed zien dat het in den winter plaats heeft. E. Zimmerman. De muziekles en Worstelaars genieten veel bijval, en die bijval is ten zeerste gewettigd. H. Zugel. Kudde en Schapen aan den zoom van een bosch, zijn twee welgelukte schilderijen. Portretten hebben wij hier nog ontmoet van: H. Crola, A. Erdtelt (Munchen), H. Lauenstein, M. Thedy (Weimar) en H.J. Sinkel. Als waterverfschilderingen moeten wij vermelden van: H. Bartels. Een Jong meisje in de Riva degli Schiavoni, te Venetië. L. Bode (Frankfort a/M). De legende van Lohengrin, naar de Parsival van Eschenbach, zeer schoon. C. Clasen. De twee levenswegen, eene voorstelling van keus tusschen het goed en het kwaad; tusschen verschillende afbeeldingen ziet men in het midden die van Tobias en den engel Raphaël. J. von Lenbach, zeer fraai vrouwehoofd, met krijt geteekend. F. Skarbina (Berlijn), zorgvuldig bewerkt Stilleven in gomwaterverfschildering. Tushaus & von Abbema, twee bouwkundigen, geven ons eene uitmuntende waterverfschildering te zien van De Drachenburcht, nabij Königswinter. In de beeldhouwkunst is er in deze afdeeling niet veel; het volgende dient echter aangeteekend te worden: G. Brossmann (Dresden). Rembrandt en zijne vrouw, eene bronzen groep, die ons wat kleintjes bewerkt voorkomt. R. Cauer (Rome). De bron, naakt marmerbeeld, dat geen meesterstuk te noemen is. | |
[pagina 163]
| |
R. Dietz (Dresden). De ganzendief. Een zeer gelukkig bronzen fonteinbeeld. H. Goeschl (Munchen). Twee bronzen beeldjes: een heer en eene edelvrouw in de kleeding uit den tijd van Lodewijk XIV voorstellende. E. Herter (Berlijn). De stervende Achilles is een uitmuntend pleisterbeeld. Mozes de tafelen der getuigenis brekend, een goed bewerkt houten beeld, alsook een pleisteren portret-borstbeeld. M. Lock (Berlijn). Dedalus en Icarus, eene grootsch behandelde klassieke pleistergroep. R. Ockelman (Dresden). Na het bad. Fraai bronzen standbeeldje. J. Pollak (Munchen). Marmerborstbeeldjes van een knaap en een meisje. A.C. Rumpf (Frankfort a/M). Adam en Eva, bevallige kleine bronzen groep. M. Schulz (Königgrätzerstr.). Marmerborstbeeld, voorstellende Eene hedendaagsche Romeinin, dat bij gebrek aan plaats in de gemengde afdeeling staat; Bacchus-dienares met een veldgod en Een leeuw, beide in brons. R Schweinitz (Berlijn). Bronzen borstbeeld van Willem I, keizer van Duitschland en koning van Pruisen, alsook een marmerborstbeeld, Giovannina. Wij besluiten met de plaatsneden. R. Brendamour, eene beroemdheid in de houtgraveerkunst, die eeremetalen te Weenen, te Moskou, te Neurenberg en te Dusseldorp behaalde, heeft een aantal afdrukken van houtsneden naar verschillende meesters tentoongesteld, die algemeen bewonderd worden. F. Dinger. Voor den strijd en Na den strijd, naar C. Kroner, twee puike kopergravuren. P. Habelmann (Berlijn). Eene fraaie kopersnede: Kinderfeest, naar een tafereel van L. Knaus. B. Mannfeld (Berlijn) 4 uitmuntende sterkwaterplaten: Albrechtsburg te Meissen; Stadhuis te Breslau; Gezicht van een park, naar Ad. Mentzel, en de Synagoge te Praag, naar G. Graeb. Het eerste is voor de verloting aangekocht. H. Meyer. Godsdienstige eerbied voor de H. Maagd en de H. Elisabeth; Poëzij, naar Rafaël, en een Portret, naar L. Knaüs, zijn uitmuntende gravuren. C. Schweigel (Munchen). Verscheidene afdrukken van zeer fraaie houtsneden. G. Seidel (Berlijn). Ontmaskerd, naar Richter, is eene meesterlijk bewerkte kopersnede zooals men er weinige aantreft. |
|