De Vlaamsche School. Jaargang 31
(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHenry Gregoir 1818 + 1853.De kunstschilder, wiens naam hierboven staat, geboren te Antwerpen op 18 Juni 1818, had eene zekere vermaardheid verworven, toen hij, in het ouderlijk huis te Lier, na eene slepende longziekte, den 25n September 1853 overleed. Hij was, als leerling der Antwerpsche academie, onder de leiding geweest van M.I. Van Breé en G. Wappers en deed ernstige studiën. In 1837 was hij de 5e in het teekenen naar het antiek, in 1838, de 5e in geschiedkundige samenstelling, in 1839, de 6e in het teekenen naar het levend model en de 3e in uitdrukking, in 1840, de 4e in de geschiedkundige samenstelling, de 2e in het teekenen naar 't leven en de 1e in uitdrukking. Hij had in het bijzonder lessen gehad van Wappers, met wien hij in 1839 Parijs bezocht. (Zie 1874, blz. 188.) Hij bewoonde in onze jeugd het huis nr 1118 thans nr 17 in de Koepoortstraat, te Antwerpen; wij herinneren ons, met weemoedig genoegen, als jonge knaap daar meermalen te zijn geweest, om zijne tafereelen te gaan bezichtigen. Aan de driejarige tentoonstellingen van Antwerpen, Brussel en Gent werd door hem op zeer gevolgde wijze deelgenomen, zooals blijkt uit de volgende lijst van door hem ingezondene stukken:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
Voor het museum van Philadelphia leverde hij twee groote stukken, voorstellende: A. Van Dyck te Saventhem en de Zaal van het waterhuis te Antwerpen met G. Van Schoonbeke en dezes gezin. Deze stukken werden hem besteld door een beambte van het bestuur van voornoemd museum, hetwelk door brand was vernield en waarvoor in Europa aankoopen werden gedaan, om de vernielde schilderijen
Teekening van H. Gregoir, houtsnede van A. Van Cauberghe.
door andere te vervangen. Hij maakte veel portretten; in 1842, te Marseille verblijvende, schilderde hij er een aantal in die stad. De schetsen zijner bijzonderste tafereelen zijn nog in bezit van des schilders schoonbroeder, den heer F. Cools, lid van den gemeenteraad te Lier, en van zijnen broeder den heer Eduard Gregoir, te Wijneghem, bij Antwerpen. Hij vormde verschillende leerlingen, waartusschen de heer E. Wauters, de tegenwoordige bestuurder der academie van Lier. Hij heeft zeer veel op hout geteekend, evenals de heeren N. De Keyser, H. Leys, J. Van Lerius, G. Wappers en anderen, bij de inrichting der houtgraveerschool van H. Brown, aan de Antwerpsche academieGa naar voetnoot(1). De in 1844 verschenen roman van Gaspard de Cort, Elle était mère, bevat niet minder dan 50 samenstellingen en teekeningen van zijne hand. De hier opgenomen gravuren zijn aan voornoemd werk en aan Ambiorix van denzelfden schrijver ontleendGa naar voetnoot(2). Er bestaat van den jong gestorven schilder een goed gesteendrukt portret, door den heer N. De Keyser geteekend. De heer Ed. Gregoir bezit een vriendenalbum van zijn overleden broeder, waarvan het titelblad, op hetwelk de dichten muziek- en de beeldende kunst zinnebeeldig zijn voorgesteld, met de pen geteekend werd door den later beroemd geworden bouwmeestsr Frans Durlet. Theodoor Van Ryswyck schreef er de volgende regelen bij: Door kunst en wetenschap, en onverpoosde vlijt; Herschenkt men 't nageslacht het beeld van vroeger tijd. Een paar volgende bladzijden, waarop onder andere de handteekens van Jos. Dyckmans en G. Wappers voorkomen, zijn door H. Gregoir met smaakvolle waterverfschilderingen versierd. Zie over H. Gregoir, ook J. Immerzeel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders enz. H. Gregoir, die tot eene muzieklievende familie behoorde, wijdde zich ook, ter verpoozing van zijn schilderarbeid, aan de beoefening van muziek en zang. Zijn op 29 October 1876 te Brussel overleden broeder, Jozef-Jacobus-Matthias, was muziekleeraar. Zijn broeder Eduard is de bekende verdienstelijke toonzetter en schrijver op het gebied van de geschiedenis der muziek, aan wiens werkzaamheid wij nog in onzen loopenden jaargang, blz. 16, gelegenheid hadden eene welver- diende hulde te brengen. D.V.S.
Wanneer Robert Walpoole in het hoogerhuis iets wilde doordrijven, vroeg hij zijne vermoedelijke tegenstanders bij zich te eten en liet daarbij de champagne rijkelijk stroomen. ‘Ik heb dit, zeide hij eens in een vertrouwden vriendenkring, van de mandenmakers geleerd, die hunne twijgen eerst bevochtigen om ze buigzaam en alzoo ter bearbeiding geschikter te maken. Ik volg hen na.’ |
|