De Vlaamsche School. Jaargang 31
(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBuitenlandsche bouwkundige onderzoekingsreis voor het nieuw museum van Antwerpen.
| |
[pagina 24]
| |
op den zolder zou verloren gaan, in de ruimte tusschen de ramen en het dak, is de bouwmeester op het eenvoudig doch gelukkig denkbeeld gekomen, naast de dakramen ijzeren platen te stellen, in schuinschen stand, welke de ramen in aansluiting brengen met het glazen gedeelte van het dak; het in deze soort van trechter opgevangen licht wordt uitgestraald in een scheefhoek van 45 graden, niet op de schilderijen zelven, maar boven de plaats die zij innemen; daardoor ontvangen de schilderijen steeds een getemperd licht. Met dit stelsel aan te nemen, heeft men niet te vreezen hetzij voor het uitwerksel der zonnestralen, hetzij voor de onaangename afwisseling der wolken, noch voor de schaduw, veroorzaakt door het ijzerwerk van de dakramen, enz. Ofschoon wij niet konden oordeelen over den uitslag, bij middel van dit stelsel bekomen, vermits het gebouw niet voltrokken was en dus geene schilderijen bevatte, toch schijnt het ons buiten twijfel, dat het, onder alle opzichten, aan de verwachting van den bouwmeester voldoen zal. Overigens geven de verdiensten van dezen laatste ernstige waarborgen: bouwmeester van het nieuw museum van schoone kunsten van het nieuw museum van natuurlijke geschiedenis, van den hofschouwburg, van het nieuwe paleis des keizers, van de Weener tentoonstelling van 1873, gaat de heer von Hasenauer te recht door, voor een der geleerdste en ondervindingrijkste bouwkundigen van Duitschland. Wij willen zeggen, dat wij, met vertrouwen, ons meenen te mogen voegen naar de voorbeelden, welke hij ons gegeven heeft, in een zijner bijzonderste werken: het nieuw museum van Weenen. De heer von Hasenauer bepaalt de hoogte zijner zalen naar denzelfden maatstaf; uitgaande van het beginsel, dat het dakraam half zoo breed moet zijn als de zaal, zoo zal de hoogte dezer laatste het punt zijn, waar het uiteinde van het dakraam de lijn van 45 graden zal ontmoeten, zoodat, de breedte der zaal voor uitgangspunt genomen, de verhouding van de hoogte 1 1/4 is: eene 12 meters breede zaal zal bijgevolg 15 meters hoog zijn. Boven de dakramen en voor de reiniging ervan, is er een verplaatsbaar bruggetje van 0m60 breedte, in welks midden zich eene kleine zitplaats bevindt, waarop de werkman, met den arbeid gelast, schrijlings plaats neemt. Die brug, gaat voor- of achteruit, volgens de beweging, welke de werkman aan het voor zijne zitplaats bevestigde wiel geeft. Het is een toestel, samengesteld uit tandraderen en kan niet beter vergeleken worden dan aan het roer van onze stoombooten. De werklieden, op de brug geplaatst, kunnen, op die wijze en zonder vrees voor ongelukken, alle deelen van het dakraam bereiken, wat de reiniging zeer gemakkelijk maakt en vlug van de hand doet gaan. Wanneer men de wijze nagaat, waarop dit alles bestudeerd is en de volmaaktheid waarmede al deze onderdeelen ingericht zijn, dan moet worden erkend, dat het Weener museum, in dit opzicht, alle andere museums, die wij bezochten, zelfs die van Dresden, Munchen, Berlijn enz., voorbijstreeft. Daar, is men nog altoos verplicht, met planken en ladders op de daken te zitten, wat onvermijdelijke beschadigingen veroorzaakt. Om de glazen gedeelten van het dak gemakkelijk buitenwaarts te kunnen reinigen, zijn op de hellingen voetbruggetjes van houten latten aangebracht, bevestigd aan draagstukken, die, opgesloten met bouten, vastgehecht zijn aan het ijzerwerk van het dak. Hierdoor vermijdt men het gebruik van ladders, planken, enz., zoo moeielijk, in den winter, wanneer het noodig is de sneeuw op te ruimen, die, de dakramen bedekkende, het licht onderschept. Daar het toekomend museum van Antwerpen bestemd is om een leien dak te krijgen,Ga naar voetnoot(*) zoo heeft het vermelde punt te recht de aandacht onzer bouwkundigen opgewekt, want een ieder weet, bij ondervinding, dat het kleinste werk, op een schaliën dak, onvermijdelijk herstellingen noodig maakt. Van op de tinne des museums, dwalen onze blikken over de daken van het nieuwe Parlementsgebouw, welke bekroond zijn door monumentale groepen met vierspannen, enz.; dit beeldhouwwerk is verguld. Uit de inlichtingen, welke wij namen, blijkt, dat deze groepen, in plaats van in brons, wat te groote uitgaven zou veroorzaakt hebben, in gegoten ijzer zijn en later verguld werden. Wij vermelden zulks, met het oog op de vierspannen, die, te zijner tijd, zullen moeten worden gemaakt, om plaats te nemen op de twee groote portalen van het Antwerpsch museum. De verwarming en verluchting zijn in het museum van Weenen niet minder bewonderenswaardig ingericht. De uitvinder van het stelsel is de heer professor Böhm, bestuurder van het Rudolfsgasthuis te Weenen. De vervaardiging en het plaatsen der toestellen geschiedden door het huis Haag, van Augsburg. Het stelsel van verwarming en verluchting in het museum van natuurlijke geschiedenis, tegenover het museum van schoone kunsten en naar hetzelfde plan als dit laatste gebouwd, dankt men ook aan de wetenschap van professor Böhm, doch de vervaardigers der toestellen zijn de heeren Kurz en Henneberg, twee befaamde vakkundigen, die huizen te Weenen en te Berlijn hebben, en waarvan laatstgenoemde, de heer Henneberg, bestuurder was van de gezondheidstentoonstelling van 1883. Men spreekt met den meesten lof over de werken, door de heeren Kurz en Henneberg uitgevoerd; zij ook zijn gelast geweest met de plaatsing der verwarmings- en verluchtingstoestellen in de twee bijzonderste gebouwen der Oostenrijksche hoofdstad: wij bedoelen het nieuw Parlement en het nieuw stadhuis. Eene allervriendelijkste uitnoodiging van den heer eersten burgemeester van Weenen heeft ons de gelegenheid verschaft, dit laatste monument in al zijne deelen te bezichtigen; het is het werk van den uitstekenden bouwkundige von Schmidt en draagt den stempel eener weergalooze grootschheid in de opvatting. Bij het opbouwen van het museum van Weenen heeft men, zooverre het mogelijk was, onbrandbare stoffen gebruikt: de roosteringen en daken in ijzer, zelfs de halzen der plafonds bestaan uit gebakken steen en zijn met haken op ijzeren tralieramen vastgemaakt. | |
[pagina 25]
| |
Ondanks dit beginsel, waarvan men maar zelden schijnt afgeweken te zijn, heeft men niet geaarzeld de in ijzer gebouwde daken met houten latten te beslagen, welke, op hare beurt, overdekt zijn met koper, dit alles om de zolders dichter te sluiten en het doordringen van stof, des zomers, en ook van sneeuw, des winters, te voorkomen; de vloering der zolders bestaat eenvoudig uit een paar planken rond de dakramen,
Paleis op de Meir, te Antwerpen.
juist genoeg om den dienst toe te laten; de tentoonstellingszalen voor schilderijen hebben plankenvloeren. Mozaïek is slechts gebruikt voor de beneden- en de tweede verdieping van het gebouw. Om middelen, tot uitdooving van ieder begin van brand, bij de hand te hebben, heeft men in elke tentoonstellingszaal eene kleine nis in het metselwerk gemaakt, met eikenhout bekleed, inhoudende eene waterkraan en al het benoodigde om spoedige hulp te verstrekken. Ook hebben wij het stelsel voor het sluiten der houten ramen van de vensters opgemerkt; het is practisch en het gebruik daarvan moet goedkooper zijn dan dit onzer stangen, in dezen zin, dat, met de laatste te gebruiken, het niet anders gaan kan, dan ze te laten maken met inachtneming van het monumentaal karakter van het gebouw, terwijl het toestel, dat wij te Weenen hebben gezien, in het raam zelf verscholen, hoegenaamd geene uitgave voor pracht vereischt. Ten zeerste raden wij dus aan, een model dezer sloten uit Weenen te laten komen; zij zijn uitgevoerd door den meester slotenmaker Wilhelm Rossau, Halmgasse, Weenen. Om het verslag over ons bezoek aan het nieuw museum van Weenen te sluiten, zullen wij nog zeggen, dat het tien tot twaalf millioen frank moet kosten, een cijfer dat echter geene verwondering meer zal verwekken, wanneer men zal vernomen hebben, dat de verwarmingstoestellen alleen, in de kosten voor eene som van zeshonderd duizend gulden, zoowat anderhalf millioen frank, begrepen zijn. (Wordt voortgezet.) |
|