Oorsprong van den Sint-Pieterspenning.
Het gebruik van den Sint-Pieterspenning te betalen, heeft eenen Saksischen oorsprong, en het bleef bij de bewoners van Engeland in gebruik, tot den tijd dat het pauselijk beheer daar niet meer erkend werd. Het voorval, waaraan deze tol zijn ontstaan te danken had, was het volgende: Ethelbert, koning der Oost-Angels, eenigen tijd ongehuwd gebleven zijnde, dacht het eindelijk geradig eene vrouw te nemen. Tot uitvoering van dit ontwerp, kwam hij naar het hof van Offa, koning van Mercia, om diens dochter ten huwelijk te vragen. Queenrid, echtgenoote van Offa, eene wreede, trotsche en bloeddorstige vrouw, die de hofhouding en den luister van den niets kwaads vermoedenden vreemden vorst benijdde, besloot hem op de eene of andere wijze om het leven te brengen, en alzoo meester te worden van zijnen onmeetbaren rijkdom. Om in haar plan niet verhinderd te worden, wist zij haren gemaal, met eene duivelsche kunst, zoodanig om den tuin te leiden, dat het hem onmogelijk was daar iets van te beletten; een lage kerel, Ginsberd genaamd, werd gehuurd, om de moorder van den schuldeloozen prins te worden. De wijze, waarop die hatelijke misdaad volbracht werd, was zoo laf als noodlottig. Onder den koningszetel van Ethelbert was een diepe put gedolven, op wiens bodem de moordenaar plaats nam, en op een gegeven oogenblik werd de heillooze koning, door eene valdeur, in den put nedergelaten; de schrik beving hem zoodanig, dat hij zelfs geenen tegenstand beproefde. Drie maanden nadien stierf Queenrid, en de omstandigheden overtuigden weldra Offa van de onschuld van Ethelbert; om de wroeging zijns harten te stillen, bouwde hij de abdij van Sint-Albaan, gaf een tiende zijner goederen aan den arme en ging ter bedevaart naar Rome, waar hij aan den paus voor ieder huis van zijn koninkrijk een penning gaf, die later ‘Sint-Pieterspenning’ genaamd werd, en door de inwoners van Engeland betaald werd tot 1533, toen Hendrik VIII, niet langer de macht van den paus
erkennend, het gebruik afschafte.
Uit het Engelsch tijdschrift: The Mirror.
Gent.
D. Baetslé.